In 2008 werden in totaal 5.138.177 ziekenhuisverblijven geregistreerd (dit omvat de klassieke of daghospitalisaties en ambulante contacten met de spoedgevallendienst). In 2017 klom dit aantal naar 6.214.325 verblijven.
Om deze evolutie in de tijd goed te kunnen vergelijken, gaan we uit van het aantal verblijven/contacten per 100.000 inwoners. Dit aantal steeg van 2008 tot 2017 met 13,9%. Dit is voornamelijk te wijten aan een hoger aantal daghospitalisaties (+29%) en ambulante contacten met de spoedgevallendienst (+15,5%). Daarnaast noteren we vanaf 2013 meer daghospitalisaties dan klassieke hospitalisaties.
In 2017 bedroeg het totale aantal verblijven per 100.000 inwoners in Vlaanderen 50.862 (+14,4% sinds 2008), in Brussel 58.495 (+9,4% sinds 2008) en in Wallonië 58.023 (+14,4% sinds 2008).
Wanneer we de 3 gewesten onder de loep nemen, merken we enkele verschillen op.
Algemeen wordt er in Vlaanderen namelijk minder gebruik gemaakt van ziekenhuiszorg dan in de andere twee gewesten. Het aantal daghospitalisaties ligt er wel beduidend hoger en het aantal ambulante contacten met de spoedgevallendienst lager. In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt ambulant twee keer zo vaak gebruikgemaakt van de spoeddiensten dan in het Vlaamse Gewest. In alle drie de gewesten is het aantal klassieke hospitalisaties per 100.000 inwoners gelijkaardig maar in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt er nog steeds iets minder vaak gebruik van gemaakt.
[1] Gewest van domicilie van de patiënt.
- 16.947 verblijven/contacten per dag
Voor het jaar 2017 bedroeg het aantal nieuwe ziekenhuisverblijven en contacten met de spoedgevallendienst gemiddeld 16.947 per dag. Dit gemiddelde varieert echter volgens de dag van de week. De ambulante contacten met de spoedgevallendienst blijven behoorlijk stabiel, maar klassieke hospitalisaties nemen geleidelijk af van maandag tot zaterdag om vanaf zondag weer toe te nemen. Die lichte stijging op zondag is te wijten aan verblijven voor chirurgische ingrepen die voor de volgende ochtend gepland staan.
Op een weekdag zijn er meer daghospitalisaties dan andere types van verblijven, terwijl het aantal daghospitalisaties in het weekend bijna nihil is.
Het gezondheidszorgbeleid stimuleert al jaren de verkorting van de verblijfsduur om de efficiëntie en het juiste gebruik van de ziekenhuisinfrastructuren te waarborgen zonder aan de kwaliteit van de zorg te raken en rekening houdende met de specifieke situatie van de patiënten. Hier bestuderen we enerzijds de evolutie van de verblijfsduur van verblijven die starten in een acute dienst (waarbij verblijven die starten in materniteit buiten beschouwing worden gelaten)1en anderzijds van verblijven die starten in de materniteit. Tussen 2008 en 2017 daalde de gemiddelde verblijfsduur in deze diensten met één dag.2
Wanneer we inzoomen op het aantal dagen dat patiënten in het ziekenhuis doorbrengen voor acute zorg en op de materniteit, stellen we vast dat iets meer dan de helft van de acute zorgverblijven niet langer dan 2 dagen duurt en dat de gemiddelde verblijfsduur voor acute zorg 4,6 dagen bedraagt.
Op de materniteit verblijven patiënten in 55% van de gevallen niet langer dan 3 dagen en duurt 80% van de verblijven niet langer dan 4 dagen.3
[1] Hierbij worden verblijven die starten in een dienst voor chirurgie (index C), interne geneeskunde (index D), pediatrie (index E) en niet-intensieve zorgen voor pasgeborenen (index NIC) in rekening genomen.
[2] Het is namelijk zo dat 81% van de verblijven bij klassieke hospitalisatie betrekking heeft op acute zorg (met uitzondering van verblijven die starten in de materniteit), wat neerkomt op bijna 1,5 miljoen ziekenhuisopnames in 2017. Verblijven op de materniteit zijn dan weer goed voor 7,6% van alle verblijven.
[3] Psychiatrische en chronische verblijven zijn niet mee in deze grafieken opgenomen. Verblijven van meer dan 10 dagen (9% van de acute verblijven, 2% van de verblijven op de materniteit) worden omwille van de leesbaarheid niet in deze grafiek weergegeven.
De volgende grafieken geven de ziekenhuisopnames weer na een bezoek aan de spoedgevallendienst ten opzichte van het aantal ambulante contacten met de spoedgevallendienst (zonder opname).
VERDELING VOLGENS LEEFTIJD
Bij kinderen, jongeren en jongvolwassenen leidt een ambulant contact op de spoedgevallendienst zelden tot een opname. Heel wat ouderen worden na een bezoek aan de spoedgevallendienst echter wel opgenomen. Boven de leeftijd van 70 jaar wordt een contact met de spoedgevallendienst in meer dan de helft van de gevallen gevolgd door een klassieke hospitalisatie. Een daghospitalisatie na een bezoek aan de spoedgevallendienst gebeurt slechts zelden.
VERDELING VOLGENS GEWEST
Bijna 45% contacten met een ziekenhuis in het Vlaamse Gewest begint met een bezoek aan de spoedgevallendienst, tegenover iets meer dan 60% in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en in het Waalse Gewest.
In Vlaanderen wordt verhoudingsgewijs per 100.000 inwoners minder gebruikgemaakt van de spoeddiensten en wordt een derde van de bezoeken aan de spoedgevallendienst gevolgd door een ziekenhuisopname. Dat is meer dan in de andere twee gewesten. In Wallonië en in Brussel keren vier van de vijf patiënten na hun bezoek aan de spoedgevallendienst terug naar huis. Deze resultaten wijzen op een verschil in het gebruik van de spoeddiensten.
Opmerking: De verblijven in daghospitalisatie betreffen minder dan 1% en worden daarom niet in de figuur opgenomen.