Voor acute ziekenhuizen is de financiering voornamelijk gebaseerd op patiëntgerelateerde activiteiten: er wordt voor elk ziekenhuis een "verantwoorde activiteit" bepaald. De activiteit van elk ziekenhuis wordt dus bepaald naargelang het aantal en het soort opnames voor een referentiejaar. Voor elke opname wordt afhankelijk van de pathologie een verantwoorde verblijfsduur toegewezen. Het totale aantal verantwoorde dagen van het ziekenhuis wordt gedeeld door een normatieve bezettingsgraad, vermenigvuldigd met 365 om het aantal verantwoorde bedden van het ziekenhuis te bekomen.
De financiering van een ziekenhuis via het Budget Financiële Middelen is het resultaat van de individuele verdeling van het totale ziekenhuisbudget over alle ziekenhuizen1.In juli 2019 werd dit totale budget vastgesteld op een maximumbedrag van 6.251.249.619 euro voor de algemene ziekenhuizen2.
Het BFM bestaat uit drie hoofdonderdelen: een budget voor infrastructuur en materiaal (deel A), een budget voor werkingskosten (deel B) en een budget voor de regularisatie van de financiering achteraf voor de verschillende delen van het BFM (deel C). De financiering van ziekenhuizen gebeurt voornamelijk via forfaitaire bedragen, reële kosten of verstrekkingen per handeling.
[1] De verdeling gebeurt volgens de voorwaarden bepaald in het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen.
[2] We merken op dat de bevoegdheid met betrekking tot de financiering van de infrastructuur (onderdeel A1 en A3) in het kader van de zesde staatshervorming werd overgedragen aan de gemeenschappen en gewesten. Dit is de reden waarom de categorieën A1 en A3 buiten beschouwing worden gelaten.
De sector van de algemene ziekenhuizen was in 2017 goed voor een totale omzet van 18,2 miljard euro1.
De belangrijkste financieringsbronnen voor ziekenhuizen zijn het Budget Financiële Middelen (BFM), de honoraria van artsen, tandartsen en bepaalde categorieën van verzorgend en paramedisch personeel , de forfaits van het RIZIV, farmaceutische en soortgelijke producten, kamersupplementen en de patiëntbijdrage.
[1] Bron: Finhosta
[2] Teneinde de evolutie te kunnen aantonen werden de categorieën A1 en A3 geïncludeerd.