Een schakelzorgcentrum vormde een ‘schakel’ (een tussenstap) tussen het ziekenhuis en opnieuw zelfstandig wonen[1]. Deze centra werden opgericht om voldoende capaciteit in de ziekenhuizen te kunnen vrijwaren. Schakelzorgcentra gaven ondersteuning aan patiënten waarbij COVID-19 werd gedetecteerd. De patiënten in deze centra:
- waren voordien opgenomen in het ziekenhuis;
- of werden voordien onderzocht in een triage- en afnamecentrum of een spoedgevallendienst waar beslist werd dat een opname in het ziekenhuis niet noodzakelijk was.
Bij deze patiënten werd echter ofwel vastgesteld dat zij zich bij hun terugkeer naar hun gewone leefsituatie niet konden houden aan de strikte regels van isolering, hygiëne en afstand houden van hoog-risicopersonen. Ofwel hadden deze patiënten nog specifieke zorg nodig. Omwille van deze redenen konden ze opgenomen worden in een schakelzorgcentrum voor een verblijf tot drie weken. Daar konden ze herstellen en kregen ze de nodige verzorging en ondersteuning voor ze weer naar huis keerden.
De schakelzorgcentra werden bemand door (huis)artsen, verpleeg- en zorgkundigen, gefinancierd door het RIZIV. De deelstaten waren verantwoordelijk voor de nodige aanvullende ondersteuning. Daartoe hebben zij samenwerkingsverbanden ontwikkeld met de sociale diensten van de gemeenten of de dienst ‘Maatschappelijk Werk’ van verscheidene ziekenfondsen.
Tijdens de periode van maart-april 2020 tot mei-juni 2020 waren er 6 centra actief in Vlaanderen en 1 in Wallonië. Om aan de nieuwe behoeften te voldoen, werden 8 nieuwe centra geopend in Vlaanderen en 3 in Wallonië in november 2020.
[1]Bron: Koninklijk besluit van 13/05/2020 nr. 20 houdende tijdelijke maatregelen in de strijd tegen de COVID-19 pandemie en ter verzekering van de continuïteit van zorg in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging.