Toegankelijkheid kan worden gedefinieerd als de mate waarin patiënten gemakkelijk toegang hebben tot de gezondheidsdiensten. Het gaat zowel om fysieke toegang, de betaalbaarheid, en de tijd en beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel. De toegankelijkheid is een noodzakelijke voorwaarde voor een kwaliteitsvol en efficiënt systeem.
Wij onderscheiden vier subdimensies om de toegankelijkheid van zorg te beschrijven:
- de financiële toegankelijkheid
- de beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel
- de wachttijden voor een contact met een specialist
- geografische toegankelijkheid (new 2020)
*Op basis van de plaats waar de arts woont en niet van de plaats waar de arts werkt. Een recente studie over de dichtheid van praktiserende huisartsen gebaseerd op het adres van de praktijk constateerde dat er in Brussel 1,23 huisartsen per 1000 inwoners zijn, t.o.v. 1,17 praktiserende huisartsen per 1000 inwoners in 2016 met RIZIV data gebaseerd op het thuisadres van de huisarts. **Geconventioneerde artsen in België, zijn artsen die toetreden tot de overeengekomen tarieven onderhandeld door het RIZIV en de ziekenfondsen. Geconventioneerde artsen mogen geen ereloonsupplementen aanrekenen.
Een aantal indicatoren die in specifieke domeinen worden besproken, zijn eveneens relevant in verband met de toegankelijkheid van de zorg:
- in het domein van de preventieve zorg: het percentage vrouwen die baat hebben bij een screening voor borstkanker (P-6, P-7), het percentage personen die niet regelmatig op controle gaan bij de tandarts (P-11);
- in het domein van de geestelijke gezondheidszorg: het aantal psychiaters (MH-2), de wachttijd voor een eerste afspraak in een centrum voor mentale gezondheid (MH-3);
- in het domein van de langdurige en acute zorg voor ouderen: het percentage ouderen die langdurige zorg krijgen in een ROB/RVT (ELD-1) of langdurige thuiszorg krijgen (ELD-2), het aantal informele helpers voor mensen die ouder zijn dan 50 (ELD-3), het aantal bedden voor langdurige zorg in instellingen (ELD-4), het aantal personen met een lage zorgafhankelijkheid in een ROB/RVT (ELD-5), het aantal praktiserende geriaters (ELD-6);
- in het domein van de zorg rondom het levenseinde: het aantal patiënten die palliatieve zorgen hebben gekregen (EOL-1), het aantal patiënten bij wie de palliatieve zorg te laat is opgestart (EOL-2).