Select your language

Andere informatie en diensten van de overheid : www.belgium.be  belgium

Preventieve zorg bestaat uit zorginterventies met als doel een aandoening te voorkomen (primaire preventie, bijv. vaccinatie) of een aandoening zo vroeg mogelijk op te sporen zodat men actie kan ondernemen om de negatieve effecten ervan te beperken (secundaire preventie, bijv. kankerscreening). In tegenstelling tot curatieve zorg die verleend wordt zodra een aandoening aanwezig is, richt preventieve zorg zich op niet-symptomatische en vaak gezonde personen met de bedoeling om hen zo gezond mogelijk te houden.

Preventieve maatregelen kunnen worden genomen door zowel individuen (gezonde voeding, lichaamsbeweging, vermijden van schadelijk gedrag zoals roken, enz.) als overheid (organisatie van screeningcampagnes, vaccinaties, gezondheidsvoorlichting, enz.). We richten ons hier alleen op het tweede aspect aangezien individueel gedrag buiten het bestek valt van dit rapport over de performantie van het gezondheidssysteem. Een aantal van de individuele gedragingen worden wel behandeld in het deel "Determinanten van gezondheid" in het rapport over de gezondheidstoestand.

In België wordt preventieve zorg grotendeels georganiseerd door de gefedereerde entiteiten, met enkele elementen die een federale bevoegdheid blijven. Kankerscreeningprogramma's worden bijvoorbeeld opgezet door de gewesten, maar de eigenlijke tests (baarmoederhalsuitstrijkje, mammografie...) worden terugbetaald door de nationale ziekteverzekering (RIZIV).

Dit deel bevat een aantal indicatoren over primaire preventie en meer specifiek over vaccinatie (P-1, P-12, P-2, P-3, P-14, P-4, P-5) en tandheelkundige zorg (P-11); andere indicatoren met betrekking tot primaire preventie zijn terug te vinden in de delen Billijkheid en ongelijkheden (EQ-7, preventief contact met een tandarts) en Veerkracht (R-10 en R-11, vaccinatie tegen covid-19). We onderzoeken bovendien de vermijdbare sterfte, d.w.z. sterfgevallen die vermeden kunnen worden door interventies op het vlak van volksgezondheid en primaire preventie (P-13). Secundaire preventie komt aan bod via een aantal indicatoren over kankerscreening (P-6 tot P-9).

Indicatoren voor preventieve zorg
a Exclusief bevolking die in bejaardenhuizen en verzorgingstehuizen woont (geen betrouwbare gegevens); b Mazelengevallen werden sterk beïnvloed door de pandemie en de bestrijdingsmaatregelen; er is nog steeds een risico op mazelenuitbraken in België. c In de afgelopen twee jaar voor screening op borst- en colorectale kanker, in de afgelopen drie jaar voor screening op baarmoederhalskanker; d Regelmatig contact wordt gedefinieerd als patiënten die in de afgelopen drie jaar ten minste twee contacten hebben gehad in twee verschillende jaren.
ID Indicator Score BE EU-14 EU-27 Jaar  
Vaccinatiegraad  
P-1 Poliovaccinatie (%, 4e dosis) green improving 94,0 NR NR 2020  
P-12 Vaccinatie tegen difterie, tetanus en pertussis bij kinderen (%, 4e dosis) green improving 93,9 NR NR 2020  
P-2a Vaccinatie tegen mazelen bij kinderen (%, 1ste dosis) green improving 96,0 NA NA 2020  
P-2b Vaccinatie tegen mazelen bij adolescenten (%, 2de dosis) red empty 83,0 NA NA 2020  
P-3 Pneumokokkenvaccinatie bij kinderen (%, 3de dosis) green empty 93,8 NR NR 2020  
P-4 Griepvaccinatie (% van de bevolking ≥ 65 jaar)a red stable 57,3 62,8 43,2 2021  
P-14
Nieuw
HPV-vaccinatie bij meisjes (%, 2de of 3de dosis na vaccinatie) red improving 69,3 NA NA 2020  
Incidentie infectieziekten te voorkomen door vaccinatie  
P-5 Incidentie van mazelen (nieuwe gevallen/miljoen inwoners)b orange empty 0,4 0,1   2021  
Kankerscreeningc  
P-6 Borstkankerscreening (% vrouwen van 50-69 jaar) red stable 59,0 61,4 54,5 2021  
P-7 Borstkankerscreening via het georganiseerd programma (% vrouwen van 50-69 jaar) red stable 31,5 - - 2021  
P-8 Cervixkankerscreening (% vrouwen van 20-69 jaar) red empty 53,7 59,6 53,2 2021  
P-9 Dikkedarmkankerscreening (FOBT- Fecaal Occult Bloed-Test) (% van de bevolking 50-74 jaar) red empty 53,6 54,6 45,7 2021  
Mondgezondheid - contacten met tandarts  
P-11 Regelmatig tandartsbezoek (% van de bevolking ≥ 3 jaar)d red stable 53,8 - - 2021  
Vermijdbare sterfte  
P-13 Vermijdbare sterfte door preventie (/100 000 inwoners, gecorrigeerd voor leeftijd), Mannen red empty 243,1
243,8

 

210,6

 

265,7

2020
2020
 
 
Vermijdbare sterfte door preventie (/100 000 inwoners, gecorrigeerd voor leeftijd), Vrouwen red empty 113,8
113,6

 

87,6

 

101,6

2020
2020
 
 

 

Link naar de volledige synoptische tabel en het rapport

Vaccinatie bij kinderen en tieners (P-1, P-12, P-2, P-3, P-14)

Vaccinatie is een van onze krachtigste en meest kosteneffectieve instrumenten in het kader van primaire preventie. Naast de individuele bescherming, helpt vaccinatie ook de verspreiding van besmettelijke ziekten te beperken of te voorkomen zolang de vaccinatiegraad (d.w.z. het percentage van de bevolking dat gevaccineerd is) voldoende is. Dat betekent dat zelfs personen die niet gevaccineerd zijn veel minder kans hebben om ziek te worden. Dit fenomeen is bekend onder de naam ‘groepsimmuniteit’. Zowel op Belgisch als op internationaal niveau werden er kritieke drempels en streefcijfers voor verschillende vaccinaties vastgelegd.

Zoals de meeste landen hanteert België officieel aanbevolen vaccinatieschema’s voor baby's, kinderen en tieners, waarvan momenteel alleen de inenting tegen polio verplicht is. De vaccinatieprogramma's worden georganiseerd door de gefedereerde entiteiten (gewesten/gemeenschappen); de meeste vaccins worden gratis aangeboden.

Het belang van vaccinatie voor de groepsimmuniteit maakt van de vaccinatiegraad voor de aanbevolen vaccins een zeer relevante indicator binnen de preventieve zorg. Dit deel bevat indicatoren voor volgende vaccinaties:

  • Volledige vaccinatie (4 dosissen) tegen poliomyelitis bij zuigelingen (P-1)
  • Volledige vaccinatie (4 dosissen) tegen difterie, tetanus en pertussis/kinkhoest (DTP) bij zuigelingen (P-12)
  • Vaccinatie tegen mazelen (MMR) bij zuigelingen (1e dosis) (P-2a) en tieners (2e dosis) (P-2b)
  • Volledige vaccinatie (3 dosissen) tegen pneumokokken bij zuigelingen (P-3)
  • Vaccinatie tegen het humaan papillomavirus (HPV) bij tieners (P-14)
Resultaten
Table: Regionale vaccinatie dekkingsgraad gebaseerd op regionale immunisatie-onderzoeken van 2015-2020
Bronnen: officiële nationale schattingen (Sciensano) berekend op basis van regionale resultaten

Vaccinatie en aantal doses Vlaanderen Brussel 2015 Wallonië 2015 Vlaanderen 2020 Brussel 2019 Wallonië 2019
Polio 4 93.60% - 92.90% 94.20% 92.80% 94.30%
DTP 4 93.00% - 92.90% 94.20% 92.60% 94.00%
Pneumokokken 3 94.90% - 92.90% 95.40% 91.70% 92.00
Mazelen 1 96.20% - 95.60% 96.10% 94.80% 96.50%
Mazelen 2 87.40% 75.00%
(2015-2016)
75.00%
(2015-2016)
89.20% 51.1%**
(2020-2021)
51.1%**
(2020-2021)
HPV 2* (Meisjes) 89.50% 36.10%
(2016-2017)
36.10%
(2016-2017)
84.30% 50.20%
(2019-2020)
50.20%
(2019-2020)
HPV 2 (Jongens) - - - 77.30% 0.45 45.40%
HPV 2* (Jongens en meisjes) - - - 80.70% 0.48 47.60%


Groen: bereikt de kritieke drempelwaarde en het nationale doel; Geel: bereikt de kritieke drempel, maar niet het nationale doel, of zeer dicht bij de kritieke drempelwaarde; Rood: ver van de drempel / doelstelling

*de methode verschilt per gewest (schoolenquête voor Wallonië en Brussel, enquête onder de algemene bevolking voor Vlaanderen)
**deze studie werd uitgevoerd met een andere steekproef en methodologie dan de vorige jaren in de context van de wijziging van het vaccinatieschema en de pandemie; de resultaten zijn niet representatief

 

  • De vaccinatiegraad voor alle vaccins van het basisvaccinatieschema voor zuigelingen blijft stijgen en ligt nu in heel België ruim boven de 90%.
  • Voor mazelenvaccinatie blijft de dekking voor de tweede dosis echter ver onder de doelstelling van 95% in de drie gewesten. Vlaanderen benadert deze drempel het dichtst met 89,2%. De meest recente cijfers voor Brussel en Wallonië lijken alarmerend laag (51,1%), maar zijn waarschijnlijk niet representatief door allerlei wijzigingen en externe factoren.
  • De vaccinatiegraad voor HPV bij meisjes blijft te laag in heel België, vooral in Brussel en Wallonië waar die nog steeds nauwelijks boven de 50% ligt (maar gestaag toeneemt). HPV-vaccinatie bij jongens werd gestart in 2019, met bemoedigende percentages van 77,3% in Vlaanderen en 45,4% in Wallonië en Brussel.

Link naar de technische fiche en gedetailleerde resultaten

Incidentie van mazelen (P-5)

Mazelen is een erg besmettelijke virusziekte die bij ongeveer 30% van de patiënten complicaties veroorzaakt. In ontwikkelde landen geeft de ziekte bij 4 per 1.000 gevallen aanleiding tot zeer ernstige complicaties (met overlijden of blijvende hersenbeschadiging tot gevolg). Europese landen hebben zich geëngageerd om de incidentie terug te dringen tot minder dan 1 geval per miljoen inwoners.

Na opname van mazelenvaccinatie in het officiële vaccinatieschema (in België gebeurde dit in 1985) zijn de incidentiecijfers in heel Europa inderdaad gedaald. Toch worden er nog regelmatig uitbraken gemeld in subgroepen van de bevolking met een lagere immuniteit. Dat benadrukt de noodzaak om de vaccinatiegraad te blijven verbeteren. In de afgelopen jaren heeft België vrij grote epidemieën gekend in 2011, 2017 en 2019.

De Belgische Hoge Gezondheidsraad beveelt momenteel een vaccinatiegraad van 95% aan voor beide dosissen van het mazelenvaccin. Zoals hierboven vermeld in het deel over vaccinatie bij kinderen en tieners, wordt deze doelstelling bereikt voor de eerste dosis (gegeven op de zuigelingenleeftijd), maar niet voor de tweede dosis (aanvankelijk gegeven op de leeftijd van 10-12 jaar, tegenwoordig rond de leeftijd van 7-9 jaar).

Resultaten
  • In België werden 47 gevallen van mazelen gemeld in 2020 en slechts 7 in 2021, tegenover 480 gevallen in 2019. Bijgevolg verklaarde ons land de ziekte in 2020 als uitgeroeid. Het lijdt weinig twijfel dat de beperkingen opgelegd tijdens de covid-19-pandemie in grote mate hebben bijgedragen aan deze spectaculaire verbetering. Het bereiken van de doelstellingen inzake vaccinatiedekking voor beide dosissen blijft cruciaal om nieuwe uitbraken te voorkomen.
  • De beoogde incidentie van minder dan 1 geval per miljoen inwoners werd in alle EU-landen in 2020 bereikt (met uitzondering van Cyprus). Ook dit houdt waarschijnlijk nauw verband met de pandemie.

Link naar de technische fiche en gedetailleerde resultaten

Griepvaccinatie bij personen van 65 jaar en ouder (P-4)

Vaccinatie tegen de seizoensgriep wordt beschouwd als de meest doeltreffende preventieve maatregel om het aantal infecties met het influenzavirus en de ernst ervan te verminderen. In België wordt vaccinatie momenteel sterk aanbevolen voor een aantal bevolkingsgroepen met een verhoogd risico op een ernstige infectie ("prioritaire groepen"), onder wie alle personen van 65 jaar en ouder en personen die in zorginstellingen verblijven.

De WHO beveelt aan om te streven naar een vaccinatiegraad van 75% bij ouderen, hetgeen in het covid-19-tijdperk nog crucialer werd, niet alleen om boven op de coronaviruspandemie een griepepidemie te voorkomen, maar ook omdat men denkt dat griepvaccinatie een zekere mate van bescherming kan bieden tegen covid-19.

Het aandeel personen van 65 jaar en ouder dat het afgelopen jaar tegen griep is gevaccineerd, is een belangrijke indicator voor de toegankelijkheid van preventieve zorg. Let op: deze indicator is gebaseerd op terugbetalingsgegevens van het RIZIV en houdt geen rekening met ouderen die in zorginstellingen verblijven.

Resultaten
  • In België daalde de vaccinatiegraad tegen griep bij thuiswonende personen van 65 jaar en ouder lichtjes tussen 2010 en 2019 (van 57,7% naar 52,9%), wat ruim onder de doelstelling van 75% van de WHO blijft, maar weliswaar boven de EU-14- en de EU-27-gemiddelden.
  • Tijdens de covid-19-pandemie zagen we een sterke stijging van de vaccinatiegraad (+17%) in 2020, maar die daalde opnieuw naar 57% in 2021. Dit laatste cijfer was lager dan het EU-14- gemiddelde (62,8%), maar hoger dan het EU-27-gemiddelde (43,2%).
  • In 2021 lag de vaccinatiegraad tegen griep bij personen van 65 jaar of ouder hoger in Vlaanderen (65%) dan in Wallonië (49%) en Brussel (46%).
  • Over het algemeen ligt de vaccinatiegraad tegen griep bij ouderen iets hoger bij vrouwen en neigt deze toe te nemen met de leeftijd, behalve in de oudste leeftijdsgroep (90 jaar of ouder).
  • In deze populatie ligt de vaccinatiegraad iets lager bij personen die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming voor gezondheidszorgen, hetgeen zou kunnen wijzen op een toegankelijkheidsprobleem.

Link naar de technische fiche en gedetailleerde resultaten

Figuur P4a - Vaccinatiegraad tegen griep bij personen van 65 jaar en ouder, per regio (2010-2021)
Bron: IMA -gegevens, berekening KCE
Note: Personen die in een instelling verblijven, zijn uitgesloten van de analyse (zie sectie beperking in de technische fiche voor meer informatie).
Figuur P4b - Vaccinatiegraad tegen griep bij personen van 65 jaar en ouder, per district (2021)
Bron: IMA -gegevens, berekening KCE.
Note: Personen die in een instelling verblijven, zijn uitgesloten van de analyse (zie sectie beperking in de technische fiche voor meer informatie).
Figuur P4c - Vaccinatiegraad tegen griep bij mensen van 65 jaar en ouder: internationale vergelijking (trend 2010-2021)
Bron: Gezondheidsgegevens OESO 2023
Figuur P4d - Vaccinatiegraad tegen griep bij mensen van 65 jaar en ouder: internationale vergelijking (2021)
Bron: Gezondheidsgegevens OESO 2023

Kankerscreening (P-6 tot P-9)

Screening is een typisch voorbeeld van secundaire preventie. Het doel is om een aandoening in een zeer vroeg stadium op te sporen, wanneer een curatieve behandeling waarschijnlijk de beste resultaten oplevert – idealiter volledig herstel of, indien onmogelijk, een tragere achteruitgang die zorgt voor een langer en beter leven met minder symptomen en complicaties. Screening kan gericht zijn op verschillende soorten aandoeningen bij individuele patiënten (bijv. naasten van patiënten met een aandoening waarvan bekend is dat ze in de familie voorkomt, personen met specifieke risicofactoren die verband houden met levensstijl of blootstelling...) of bij bevolkingsgroepen (bijv. alle personen binnen een bepaalde leeftijdsgroep). Officiële screeningcampagnes focussen vaak op kankers waarvan de diagnose in een vroeg stadium kan worden gesteld, wat een groot verschil kan maken, en op specifieke bevolkingsgroepen. De indicatoren in dit deel hebben alle betrekking op kankers waarvoor een officieel screeningprogramma bestaat. Sommigen kunnen er evenwel voor kiezen om zich te laten screenen buiten deze georganiseerde campagne (de zgn. "opportunistische screening"): borstkanker, baarmoederhalskanker en colorectale kanker (zie kader voor meer informatie).

Borstkanker is de meest frequente kanker bij vrouwen en een van de belangrijkste doodsoorzaken van vrouwen in België. Er bestaan nochtans doeltreffende behandelingen voor heel wat subtypes van deze kanker; de kans op volledig herstel is zeer hoog wanneer de aandoening in een vroeg stadium wordt ontdekt en behandeld. Screening draagt bij tot een vroegtijdige diagnose. Daarom wordt de mammografie beschouwd als een efficiënte manier om de prognose van patiënten te verbeteren en het sterftecijfer door borstkanker te verminderen. In 2001 werden in Vlaanderen en in 2002 in Brussel en Wallonië screeningprogramma's opgestart bij de leeftijdsgroep die het vaakst getroffen wordt, nl. vrouwen tussen 50 en 69 jaar. Om de twee jaar krijgen vrouwen die in aanmerking komen een uitnodiging om gratis deel te nemen aan het screeningprogramma.

Baarmoederhalskanker is een relatief zeldzame kanker die meestal jongere vrouwen treft. De belangrijkste oorzaak is een slepende infectie met het humaan papillomavirus (HPV), een virus dat seksueel overdraagbaar is. De globale prognose is matig tot slecht, maar er bestaat een toegankelijke en volledig onschadelijke test (uitstrijkje) om baarmoederhalskanker in een vroeg stadium op te sporen wanneer het nog kan worden genezen. Dat uitstrijkje wordt sinds 2013 om de drie jaar terugbetaald. In Vlaanderen werd, eveneens in 2013, een officieel screeningprogramma ingevoerd. Wallonië heeft nog geen officieel screeningprogramma, maar er loopt momenteel een proefproject. In december 2022 kondigde de minister van Volksgezondheid aan dat vrouwen tussen 30 en 64 jaar, in het kader van vroegtijdige opsporing van baarmoederhalskanker, op korte termijn zullen worden uitgenodigd voor een HPV-test om de vijf jaar in plaats van een uitstrijkje om de drie jaar.

In België is colorectale kanker (kanker die de dikke darm en/of het laatste deel van de dikkedarm – het rectum – aantast) tegenwoordig de derde meest voorkomende kanker bij zowel mannen als vrouwen. Wanneer deze kanker ontdekt wordt in een vergevorderd stadium, is deze vaak dodelijk. Nochtans bestaat er een doeltreffende screeningstest (FOBT of test die occult bloed in de ontlasting opspoort) die door Europese richtlijnen wordt aanbevolen voor alle personen tussen 50 en 74 jaar. Een screeningprogramma in deze leeftijdsgroep (met om de twee jaar een test) werd opgestart in Brussel en Wallonië in 2009 en in Vlaanderen in 2013.
Resultaten
Deelname aan borstkankerscreening (% van vrouwen tussen 50-69 jaar) (P-6, P-7)

De indicatoren in dit deel meten het percentage vrouwen tussen 50 en 69 jaar die deelnemen aan de georganiseerde screening (P-6) en het totale percentage vrouwen tussen 50 en 69 jaar die een mammografie ondergaan, al dan niet via het officiële screeningprogramma (P-7). Op die manier meten we zowel het succes van het georganiseerde programma als de dekkingsgraad van mammografiescreening in België.

  • In 2021 was de totale dekkingsgraad van borstkankerscreening in België 59%, wat ruim onder de algemeen aanbevolen doelstelling van 75% ligt. Dit percentage was het hoogst in Vlaanderen (65,8%), gevolgd door Wallonië (49,2%) en Brussel (48,0%).
  • De deelname aan georganiseerde borstkankerscreening varieert sterk tussen de gewesten, met percentages van 49,2% in Vlaanderen, 9% in Brussel en slechts 4% in Wallonië in 2021 (nationaal gemiddelde 31,5%).
  • Afgezien van een lichte daling tijdens de covid-19-pandemie, zijn de deelnamepercentages sinds 2010 zeer weinig veranderd, zowel voor de georganiseerde campagnes als voor de globale dekkingsgraad van borstkankerscreening.
  • Hoewel georganiseerde borstkankerscreening gratis wordt aangeboden, ligt de deelname lager bij vrouwen met een lagere sociaaleconomische status (d.w.z. met recht op verhoogde tegemoetkoming).
  • In 2021 bleef de dekkingsgraad van borstkankerscreening in België net onder het EU-14-gemiddelde van 61,4%, maar boven het EU-27-gemiddelde van 54,5%. In Vlaanderen lag de dekkingsgraad hoger dan het EU-14- en het EU-27-gemiddelde.

Link naar de technische fiche en gedetailleerde resultaten

Figuur P6-7a - Vaccinatiegraadekkingsgraad van georganiseerde borstkankerscreening bij vrouwen van 50-69 jaar in 2021, per district
Bron: IMA -gegevens
Figuur P6-7b - Vaccinatiegraadekkingsgraad van totale borstkankerscreening bij vrouwen van 50-69 jaar in 2021, per district
Bron: IMA -gegevens
Figuur P6-7c - Dekkingsgraad van borstkankerscreening: internationale vergelijking (2010-2021)
Bron: Gezondheidsgegevens OESO
Figuur P6-7d - Dekkingsgraad van borstkankerscreening: internationale vergelijking (2021)
Bron: Gezondheidsgegevens OESO, voor België IMA atlas
Figuur P6-7e - Dekkingsgraad van georganiseerde borstkankerscreening bij vrouwen van 50-69 jaar in 2010-2021, per regio
Bron: IMA gegevens (2016-2021); IMA atlas (2010-2015)
Note: mammogram = georganiseerde + opportunistische screening + diagnostische test
Figuur P6-7f - Dekkingsgraad van totale borstkankerscreening bij vrouwen van 50-69 jaar in 2010-2021, per regio
Bron: IMA gegevens (2016-2021); IMA atlas (2010-2015)
Note: mammogram = georganiseerde + opportunistische screening + diagnostische test
Deelname aan baarmoederhalskankerscreening (% vrouwen tussen 20-69 jaar) (P-8)
  • De dekkingsgraad van baarmoederhalskankerscreening in België bedroeg in 2021 net geen 54% bij vrouwen tussen 20 en 69 jaar (57% na uitsluiting uit de berekening van vrouwen die zich om medische redenen niet konden laten testen). Dit percentage was vergelijkbaar tussen de gewesten (52%).
  • In de groep die wordt beoogd door het georganiseerde screeningprogramma (vrouwen van 25 tot 64 jaar in plaats van 20 tot 69 jaar) bedroeg de dekkingsgraad in 2021 in Vlaanderen 63%.
  • In 2021 was het screeningspercentage voor baarmoederhalskanker in België vergelijkbaar met het EU-27-gemiddelde (53%), maar lager dan het EU-14-gemiddelde (60%). Dat is minder dan het percentage van 70% dat in de Europese richtlijnen als aanvaardbaar wordt beschouwd, en veel minder dan het percentage van 85% dat als wenselijk wordt beschouwd.

Link naar de technische fiche en gedetailleerde resultaten

Figuur P8 - Dekkingsgraad van baarmoederhalskankerscreening: internationale vergelijking (2021)
Bron: CvKO
Deelname aan colorectale screening (% van mensen tussen 50-74 jaar) (P-9)
  • In 2021 lag het totale screeningspercentage voor colorectale kanker in België net onder de 54%, hetgeen boven de 45% ligt die in de Europese richtlijnen als aanvaardbaar wordt beschouwd. Georganiseerde programma's waren goed voor 32,6% van het totaal, opportunistische screening voor iets meer dan 21%.
  • De dekkingsgraad lag tweemaal hoger in Vlaanderen (66%, hetgeen hoger is dan de 65% die de Europese richtlijnen als wenselijk beschouwen) dan in Brussel en Wallonië (33%).
  • In 2021 was de dekkingsgraad in België lager dan het EU-14-gemiddelde van 54,6%, maar hoger dan het EU-27-gemiddelde van 45,7%.

Link naar de technische fiche en gedetailleerde resultaten

Figuur P9 - Colorectale screening (personen van 50-74 jaar): internationale vergelijking (2021)
Bron: Gezondheidsgegevens OESO 2023

Regelmatige controles bij de tandarts (P-11)

Problemen met de mondgezondheid zoals slechte tanden, tandvleesaandoeningen of minder vaak voorkomende problemen, zoals mondkanker en aangeboren afwijkingen, kunnen gepaard gaan met pijn, ongemak of zelfs schaamte. Deze problemen kunnen dagelijkse activiteiten zoals eten, praten en sociale contacten enorm bemoeilijken. Dit is op zich al belangrijk, maar het is bovendien aangetoond dat sommige mondproblemen een invloed hebben op andere gezondheidsaspecten. Zo worden ernstige tandvleesaandoeningen bijvoorbeeld in verband gebracht met een groter risico op hart- en vaatziekten en ademhalingsproblemen.

Gelukkig kunnen de meeste veelvoorkomende mondaandoeningen eenvoudig worden behandeld of zelfs worden voorkomen dankzij eenvoudige mondhygiënemaatregelen zoals tandenpoetsen en flossen. Regelmatige controles bij de tandarts zorgen ervoor dat eventuele problemen kunnen worden vastgesteld en behandeld voordat ze te erg worden. Denken we maar aan preventieve interventies zoals het verwijderen van tandplak en tandsteen en het geven van advies en voorlichting over voeding en een goede mondhygiëne.

Sociaaleconomisch kwetsbare groepen ervaren meer dan andere groepen moeilijkheden om de weg te vinden naar mondzorg en om hun mondhygiëne op peil te houden. Regelmatige controles bij een tandarts (gedefinieerd als minstens twee contacten in twee verschillende jaren in de afgelopen drie jaar) zijn daarom een waardevolle indicator voor de toegankelijkheid van preventieve zorg.

Resultaten
  • Het aandeel van de Belgische bevolking van 3 jaar of ouder dat regelmatig op controle gaat bij de tandarts steeg van 48,5% in 2010 tot 55,7% in 2019. Er was een lichte daling in 2020 (54,4%) en 2021 (53,8%), waarschijnlijk als gevolg van de onderbreking van de tandheelkundige dienstverlening tijdens de covid-19-pandemie.
  • In 2021 zag men de hoogste consultatiepercentages in de leeftijdsgroepen 5-14 jaar (67%) en 15-17 jaar (71%), waar de meeste preventieve en herstellende ingrepen gratis worden aangeboden. De laagste percentages werden gezien bij kinderen jonger dan 4 jaar (16%) en personen van 75 jaar of ouder (39%).
  • In 2021 lag het percentage regelmatige tandartsbezoeken hoger in Vlaanderen (58%) dan in Wallonië (49%) en Brussel (47%). Dat ligt in lijn met de resultaten van de voorgaande jaren.
  • In 2021 lag het percentage regelmatige tandartsbezoeken aanzienlijk lager bij personen met recht op verhoogde tegemoetkoming (42% tegenover 57% voor personen zonder verhoogde tegemoetkoming).

Link naar de technische fiche en gedetailleerde resultaten

Figuur P11a - Regelmatige controles bij de tandarts (% bevolking 3+ jaar), per patiëntregio (2010-2021)
Bron: Atlas IMA
Figuur P11b - Regelmatige controles bij de tandarts (% bevolking 3+ jaar), per district (2021)
Bron: Atlas IMA

 

Vermijdbare sterfte (P-13)

De term "vermijdbare sterfte" verwijst naar het aantal vroegtijdige sterfgevallen dat men had kunnen vermijden door doeltreffende interventies op het vlak van volksgezondheid en primaire preventie, d.w.z. door in te grijpen op factoren waarvan we weten dat ze het risico op gezondheidsproblemen in de hand werken (zoals roken, pollutie, leefomstandigheden, overmatig alcoholgebruik, eetgewoonten, enz.), of dankzij preventieve maatregelen tegen infectieziekten (bijv. vaccinatie, bevorderen van maatregelen om de verspreiding van ziekten te voorkomen, enz.). Deze indicator geeft ons een idee van hoe doeltreffend ons gezondheidssysteem en gezondheidsbeleid zijn in het gezond houden van de bevolking.

Om dit te beoordelen, onderzochten we hoeveel personen (per 100 000 inwoners) vóór de leeftijd van 75 jaar zijn overleden aan een te voorkomen oorzaak (volgens een lijst van vermijdbare doodsoorzaken vastgelegd door Eurostat/OESO).

Een nauw verwante indicator vormt behandelbare sterfte (QE-8), d.w.z. vroegtijdige sterfte die men niet door preventie, maar door een tijdige en geschikte behandeling had kunnen vermijden. Deze indicator is terug te vinden in het deel met betrekking tot de doeltreffendheid van de zorg, een subdimensie van zorgkwaliteit. We merken op dat er een zekere overlap kan zijn tussen deze twee soorten sterfte. Sommige gezondheidsproblemen kunnen immers zowel doeltreffend voorkomen als doeltreffend behandeld worden. De hieraan te wijten vroegtijdige sterfte kan dus een weerspiegeling zijn van het falen op beide vlakken. Deze sterfgevallen worden slechts één keer meegeteld, als "te voorkomen" of als "te behandelen". Valt een bepaalde oorzaak onder beide categorieën, dan wordt aan elk van de categorieën de helft van de sterfgevallen toegeschreven.

Resultaten
  • Er zijn duidelijke gewestelijke verschillen in vermijdbare sterfte, met hogere cijfers in Wallonië en Brussel en aanzienlijk lagere cijfers in Vlaanderen.
  • De vermijdbare sterfte ligt tweemaal hoger bij mannen dan bij vrouwen, vooral in Brussel.
  • Tussen 2019 en 2020 zag men in heel België en voor beide geslachten een stijging van de vermijdbare sterfte. Deze stijging is waarschijnlijk volledig toe te schrijven aan vermijdbare sterfte door covid-19 aangezien de cijfers vóór het begin van de pandemie bij mannen waren verbeterd en bij vrouwen sinds 2010 stabiel waren gebleven.
  • In 2020 had België het hoogste vermijdbare sterftecijfer van alle EU-14-landen.

Link naar de technische fiche en gedetailleerde resultaten