In 2020 waren zelfmoord, COVID-19 en longkanker de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (dat wil zeggen: vóór een persoon de leeftijd van 75 jaar heeft bereikt) in termen van verloren levensjaren bij mannen. Bij vrouwen waren borstkanker, longkanker en COVID-19 de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte.
Voor de meeste aandoeningen zijn de vroegtijdige sterftecijfers tussen 2010 en 2020 gedaald, behalve voor longkanker en chronisch obstructief longlijden (COPD) bij vrouwen.
De ziekten die het meest bijdragen tot de hogere vroegtijdige sterftecijfers in het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in vergelijking met het Vlaamse Gewest zijn COVID-19 en coronaire hartziekten bij mannen en COVID-19 en COPD bij vrouwen.
2.Doodsoorzaken - België
Tumoren vormen de belangrijkste groep van oorzaken van vroegtijdige sterfgevallen
Traditioneel zijn tumoren, hart- en vaatziekten en externe oorzaken, meestal zelfmoord en verkeersongevallen, de belangrijkste groepen oorzaken van vroegtijdige sterfte (gegroepeerd op basis van de International Classification of Diseases (ICD)-hoofdstukken) bij beide geslachten. In 2020 nam COVID-19 echter de plek van externe doodsoorzaken in in de rangschikking van oorzaken van vroegtijdige sterfte.
Het aandeel van tumoren onder alle vroegtijdige sterfgevallen is hoger bij vrouwen dan bij mannen. Omgekeerd is het aandeel van hart- en vaatziekten en uitwendige oorzaken hoger bij mannen.
Mannen
Vrouwen
Verdeling van de oorzaken (volgens ICD-10-hoofdstuk) van vroegtijdige sterfte (een overlijden voor de leeftijd van 75 jaar) bij mannen, gerangschikt volgens voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*), België, 2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Verdeling van de oorzaken (volgens ICD-10-hoofdstuk) van vroegtijdige sterfte (een overlijden voor de leeftijd van 75 jaar) bij vrouwen, gerangschikt volgens voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*), België, 2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
COVID-19 en longkanker zijn de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte in België
In termen van vroegtijdige sterftecijfers, was COVID-19 de belangrijkste doodsoorzaak in 2020. Bij mannen waren longkanker en coronaire hartziekten de tweede en derde doodsoorzaak in 2020. Bij vrouwen waren dit longkanker en borstkanker.
In termen van verloren potentiële levensjaren (VPLJ), een maat die rekening houdt met de leeftijd bij overlijden, was COVID-19 niet de belangrijkste oorzaak van vroegtijdige sterfte in 2020. Bij mannen was zelfmoord de belangrijkste oorzaak van vroegtijdige sterfte, gevolgd door COVID-19 en longkanker. Bij vrouwen waren borst- en longkanker de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte, gevolgd door COVID-19.
Mannen
Vrouwen
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (een overlijden voor de leeftijd van 75 jaar) bij mannen, volgens voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer, België, 2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (een overlijden voor de leeftijd van 75 jaar) bij vrouwen, volgens voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer, België, 2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Mannen
Vrouwen
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (een overlijden voor de leeftijd van 75 jaar) bij mannen, volgens voor leeftijd gecorrigeerde (*) Verloren Potentiële Levensjaren, België, 2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (een overlijden voor de leeftijd van 75 jaar) bij vrouwen, volgens voor leeftijd gecorrigeerde (*) Verloren Potentiële Levensjaren, België, 2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Stabiel patroon in belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte
Voor de meeste ziekten bleef de vroegtijdige sterfte in de loop van de tijd stabiel of nam zelfs af:
De vroegtijdige sterfte door coronaire hartziekte daalde spectaculair bij beide geslachten tijdens de periode 2010-2020, met een afname van 35% van de voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfers.
Hetzelfde werd waargenomen voor cerebrovasculaire aandoeningen (een afname van 28%).
Vroegtijdige sterftecijfers voor longkanker zijn ook aanzienlijk gedaald bij mannen (een afname van 41%).
De vroegtijdige sterfte door longkanker bij vrouwen is daarentegen dramatisch toegenomen tussen 2000 en 2015 (met een stijging van 60%) en heeft zich daarna gestabiliseerd. Longkanker is daarmee gestegen van de vierde hoofdoorzaak voor sterfte tot de eerste, net boven borstkanker.
Tot het begin van de COVID-19 pandemie (2020) was er ook een toename in de vroegtijdige sterfte door COPD bij vrouwen.
Mannen
Vrouwen
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van de 6 belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75) bij mannen, België, 2000-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie Noot: In het verleden werden de zelfmoordcijfers in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gedurende enkele jaren onderschat door de vertraging van de Brusselse administratie bij het bevestigen van zelfmoordzaken.
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van de 6 belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75 jaar) bij vrouwen, België, 2000-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
3.Doodsoorzaken - Gewesten
COVID-19, longkanker, borstkanker en zelfmoord zijn de belangrijkste doodsoorzaken in de drie gewesten
COVID-19 was de belangrijkste oorzaak van vroegtijdige sterfte in het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, zowel bij mannen als bij vrouwen.
Bij mannen staat longkanker op de eerste plaats in het Vlaamse Gewest en op de tweede plaats in het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. Coronaire hartziekten zijn de derde hoofdoorzaak in alle gewesten.
Bij vrouwen komt longkanker op de eerste plaats in het Vlaamse Gewest en op de tweede plaats in het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. De derde belangrijkste oorzaak is borstkanker in het Waalse en Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en COVID-19 in het Vlaamse Gewest.
Bij mannen was COVID-19 de eerste oorzaak in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, de tweede in het Waalse Gewest en de derde in het Vlaamse Gewest. De top 3 werd vervolledigd door zelfmoord en longkanker in alle gewesten.
Bij vrouwen was COVID-19 de eerste oorzaak in het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, gevolgd door long- en borstkanker. In het Vlaamse Gewest was COVID-19 de vierde doodsoorzaak, de top 3 werd vervolledigd door borst- en longkanker en zelfmoord.
Mannen
Vrouwen
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75 jaar) bij mannen, volgens voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer, volgens gewest van woonplaats, 2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75 jaar) bij vrouwen, volgens voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer, volgens gewest van woonplaats, 2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel
Men
Women
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75 jaar) bij mannen, volgens voor leeftijd gecorrigeerde (*) Verloren Potentiële Levensjaren, volgens gewest van woonplaats, 2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75 jaar) bij vrouwen, volgens voor leeftijd gecorrigeerde (*) Verloren Potentiële Levensjaren, volgens gewest van woonplaats, 2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel
COVID-19 is de belangrijkste doodsoorzaak die bijdraagt tot regionale verschillen in vroegtijdige sterfte bij mannen
Er zijn belangrijke regionale verschillen in het voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdig sterftecijfer (zie Vroegtijdige sterfte). Hier analyseren we welke specifieke doodsoorzaken hiertoe het meest bijdragen, door de oorzaak specifieke sterftecijfers van het Vlaamse Gewest af te trekken van die van de andere gewesten en de verschillen te rangschikken.
Bij mannen zijn de aandoeningen die het meest bijdragen tot de extra vroegtijdige sterfte in het Waalse Gewest in vergelijking met het Vlaamse Gewest COVID-19 (+44 per 100.000), coronaire hartziekten (+17), longkanker (+12), infectie- en parasitaire ziekten (+8,5), en COPD (+8,2).
Bij vrouwen zijn de aandoeningen die het meest bijdragen tot de extra vroegtijdige sterfte in het Waalse Gewest in vergelijking met het Vlaamse Gewest COVID-19 (+21 per 100.000), COPD (+8,2), coronaire hartziekten (+5,5), longkanker (+5,2), en infectie- en parasitaire ziekten (+4,5). Omdat de cijfers bij vrouwen lager zijn dan bij mannen, zijn de regionale verschillen naar oorzaak kleiner.
Mannen
Vrouwen
Rangorde van verschillen in voor leeftijd gecorrigeerde* sterftecijfers van specifieke doodsoorzaken bij mannen, Vlaamse Gewest versus Walloon Gewest, gemiddelde over 2018-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel
Rangorde van verschillen in voor leeftijd gecorrigeerde* sterftecijfers van specifieke doodsoorzaken bij vrouwen, Vlaamse Gewest versus Walloon Gewest, gemiddelde over 2018-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel
Bij mannen zijn de aandoeningen die het meest bijdragen tot de extra vroegtijdige sterfte in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in vergelijking met het Vlaamse Gewest: COVID-19 (+71 per 100.000), coronaire hartziekten (+11), cerebrovasculaire aandoeningen en hoge bloeddruk (+6,4), COPD (+6,0), en dikkedarmkanker (+5,2). Sommige aandoeningen hebben echter lagere percentages in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in vergelijking met het Vlaamse Gewest, zoals zelfmoord (-4,8).
Bij vrouwen is de oorzaakspecifieke mortaliteit in het Vlaamse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest vrijwel gelijk. In 2020 stelden we echter een verhoogde vroegtijdige sterfte vast in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest voor COVID-19 (+27 per 100.000) in vergelijking met het Vlaamse Gewest.
Mannen
Vrouwen
Rangorde van verschillen in voor leeftijd gecorrigeerde* sterftecijfers van specifieke doodsoorzaken bij mannen, Vlaamse Gewest versus Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, gemiddelde over 2018-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel
Rangorde van verschillen in voor leeftijd gecorrigeerde* sterftecijfers van specifieke doodsoorzaken bij vrouwen, Vlaamse Gewest versus Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, gemiddelde over 2018-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel
Bij mannen neemt het vroegtijdige sterftecijfer voor de meeste doodsoorzaken af
De trends van vroegtijdige sterfte zijn vrij gelijkaardig voor de drie gewesten. Hieronder belichten we vijf trends voor specifieke doodsoorzaken.
1. Het vroegtijdig sterftecijfer voor longkanker bij mannen is in de drie gewesten in de periode 2010-2020 gedaald (-42% in het Vlaamse Gewest, -39% in het Waalse Gewest, en -46% in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest). Deze sterftecijfers zijn de hele periode hoger gebleven in het Waalse Gewest dan in het Vlaamse Gewest. Voor vrouwen zijn de sterftecijfers echter gestaag gestegen in het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest (tot 2015 en 2013, resp.), terwijl ze sinds 2007 stabiel gebleven zijn in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Terwijl voorheen vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de hoogste percentages hadden voor vroegtijdige sterfte door longkanker, hebben vrouwen in het Waals Gewest sinds 2010 de hoogste percentages voor vroegtijdige sterfte door longkanker. Een langzame daling van de mortaliteit is waarneembaar in de meest recente jaren, behalve in het Vlaams Gewest.
Men
Women
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer voor longkanker bij mannen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer voor longkanker bij vrouwen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
2. Het vroegtijdig sterftecijfer voor coronaire hartziekte daalt sneller tussen 2010 en 2020 in het Vlaamse Gewest (-43% bij mannen en -53% bij vrouwen) dan in het Waalse Gewest (-22% bij mannen en -39% bij vrouwen).
Men
Women
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van coroniare hartziekte bij mannen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van coronaire hartziekte bij vrouwen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
3. Het vroegtijdig sterftecijfer voor zelfmoord is vanaf 2008 zowel in het Vlaamse Gewest als in het Waalse Gewest gedaald bij mannen. Bij vrouwen bleef het zelfmoordsterftecijfer stabiel op een veel lager niveau dan bij mannen, zowel in het Waalse Gewest als in het Vlaamse Gewest.
Men
Women
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer voor zelfmoord bij mannen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie Noot: In het verleden werden de zelfmoordcijfers in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gedurende enkele jaren onderschat door de vertraging van de Brusselse administratie bij het bevestigen van zelfmoordzaken.
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer voor zelfmoord bij vrouwen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie Noot: In het verleden werden de zelfmoordcijfers in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gedurende enkele jaren onderschat door de vertraging van de Brusselse administratie bij het bevestigen van zelfmoordzaken.
4. Het vroegtijdig sterftecijfer voor COPD is bij mannen in de periode 2010-2020 met 27% gedaald in het Vlaamse Gewest en in het Waalse Gewest, en met 6% in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Daarentegen is het sterftecijfer voor COPD bij vrouwen gestegen met 9% in het Waalse Gewest, 8% in het Vlaamse Gewest en 22% in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het sterftecijfer voor COPD bij vrouwen is lager in 2020.
Men
Women
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van COPD bij mannen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van COPD bij vrouwen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
5. Het vroegtijdig sterftecijfer voor dikkedarmkanker is tussen 2010 en 2020 gedaald in het Vlaamse Gewest (-44% voor mannen en -31% voor vrouwen), terwijl de daling bij mannen trager was in het Waalse Gewest en niet bestond bij vrouwen (- 23% bij mannen en -2% bij vrouwen). In 2000 was het Vlaamse Gewest het gewest met de hoogste vroegtijdige sterfte voor dikkedarmkanker. In 2020 werd het Vlaamse Gewest het gewest met de laagste sterftecijfers voor dikkedarmkanker.
Mannen
Vrouwen
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van dikkedarmkanker bij mannen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van dikkedarmkanker bij vrouwen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
De doodsoorzaken zijn geclassificeerd volgens de Internationale Classificatie van Ziekten, 10de editie (ICD-10)[1]. In dit rapport wordt sterfte geanalyseerd op basis van de onderliggende doodsoorzaak, zoals aangegeven op de overlijdensakte. De onderliggende doodsoorzaak wordt in de regel verkozen boven de onmiddellijke en de bijdragende doodsoorzaken voor sterftestatistieken, omdat vanuit een volksgezondheidsperspectief het doel is om de keten van gebeurtenissen die tot de dood leiden te doorbreken en de onderliggende oorzaak te voorkomen [1].
In een eerste stap worden de oorzaken van vroegtijdige sterfte beschreven volgens de voornaamste ICD-10-hoofdstukken. Deze zijn gebaseerd op het eerste letter van de ICD-10 code. In een tweede stap worden de 10 belangrijkste specifieke oorzaken voor vroegtijdige sterfte gerangschikt volgens de sterftecijfers voor België en per gewest.
Vroegtijdige sterfte verwijst naar sterfte op elke leeftijd die lager ligt dan de levensverwachting. In dit rapport wordt de vroegtijdige sterfte vóór de leeftijd van 75 jaar beschouwd. De meeste oorzaken van vroegtijdige sterfte zijn vermijdbaar door acties op het gebied van het gezondheidszorgsysteem en het gezondheidsbeleid. Het verminderen van vroegtijdige sterfte is een belangrijke doestelling van de volksgezondheid. De rangschikking van de oorzaken van vroegtijdige sterfte is bijgevolg een zeer belangrijk instrument om prioriteiten voor het gezondheidsbeleid te kunnen vaststellen.
De vroegtijdige sterfte naar oorzaak kan worden gemeten met behulp van:
Vroegtijdige sterftecijfers, die de frequentie van sterfgevallen voor de leeftijd van 75 meten als gevolg van een specifieke aandoening, per 100.000 mensen jonger dan 75. Deze indicator maakt het mogelijk om de frequentie van verschillende doodsoorzaken te vergelijken.
Verloren Potentiële Levensjaren (VPLJ), waarbij rekening wordt gehouden met zowel de frequentie als de leeftijd van overlijden, en die bij weging van de sterfte in functie van de leeftijd een groter gewicht kent aan sterfte op jongere leeftijd. VPLJ maken het bijgevolg mogelijk om doodsoorzaken te vergelijken naar gelang hun belasting in termen van verloren levensjaren [2].
Het belang van de oorzaken van vroegtijdige sterfte kan worden uitgedrukt in sterftecijfers, die alleen de frequentie van de oorzaak weergeven, of in VPLJ, die de last in termen van verloren levensjaren weergeven. Bij de rangschikking op basis van VPLJ worden externe oorzaken hoger gerangschikt dan bij de rangschikking op basis van sterftecijfers, omdat externe oorzaken gewoonlijk op jongere leeftijd optreden dan sterfgevallen ten gevolge van chronische aandoeningen.
Beide indicatoren zijn gecorrigeerd voor leeftijd, met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie, om rekening te houden met het effect van variaties in de leeftijdsstructuur tussen bevolkingsgroepen.
De COVID-19 mortaliteit tussen 2020 en 2022 op basis van de ad-hoc surveillance wordt geanalyseerd in een factsheet.
Definities
Bruto sterftecijfer
Het bruto sterftecijfer geeft het aantal geregistreerde sterfgevallen in een land weer gedeeld door de overeenkomstige populatiegrootte.
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer
De voor leeftijd gecorrigeerde sterfte geeft het volgens leeftijd gewogen gemiddelde sterftecijfer weer en kan zo de verschillen te wijten aan de leeftijdsstructuur van de bevolking opvangen.
International Classification of Disease, 10th edition (ICD-10)
De Internationale Classificatie van Ziekten is een internationaal coderingssysteem voor ziekten en voor een zeer grote verscheidenheid aan tekenen, symptomen, letsels, vergiftigingen, sociale omstandigheden en externe oorzaken van letsel of ziekte.
Verloren potentiële levensjaren (VPLJ)
Verloren potentiële levensjaren (VPLJ) meten het aantal verloren levensjaren als gevolg van vroegtijdig overlijden. VPLJ geven een hoger gewicht aan sterfgevallen bij jongere dan bij oudere mensen. De berekening van VPLJ bestaat uit het optellen van sterfgevallen op elke leeftijd en het vermenigvuldigen ervan met het aantal resterende jaren tot een bepaalde leeftijd (hier 75 jaar). Leeftijdsspecifieke VPLJ (per 100.000) worden berekend door het aantal VPLJ in een bepaalde leeftijdsgroep te delen door het aantal personen in die leeftijdsgroep. De voor leeftijd gecorrigeerde VPLJ (per 100.000) worden vervolgens berekend als het gewogen gemiddelde van de leeftijdsspecifieke VPLJ tot de leeftijd van 75 jaar.
Vroegtijdig sterftecijfer
Vroegtijdige sterfte wordt hier gedefinieerd als sterfgevallen vóór de leeftijd van 75 jaar. Het voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdig sterftecijfer wordt berekend als het gewogen gemiddelde van leeftijdsspecifieke sterftecijfers voor de leeftijd van 75 jaar.
Onderliggende doodsoorzaak
De ziekte of verwonding die de keten van ziektegebeurtenissen heeft veroorzaakt die rechtstreeks tot de dood heeft geleid, of de omstandigheden van het ongeval of geweld dat de dodelijke verwonding heeft veroorzaakt.
Tumoren
Ook gekend als nieuwvormingen. De groep van nieuwvormingen bestaat voor 95% uit kwaadaardige nieuwvormingen of kankers; de rest zijn tumoren van goedaardige of onbepaalde aard.
Referenties
World Health Organization. International statistical classification of diseases and related health problems 10th. 2016.
Gardner JW, Sanborn JS. Years of Potential Life Lost (YPLL). What Does it Measure? Epidemiol 1990;1:322-9.
In 2022 bedroeg de voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdige sterfte in België 335 per 100 000 inwoners, een daling ten opzichte van 2021.
De daling in de voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdige sterfte tussen 2010 en 2022 was meer uitgesproken bij mannen (-17%) dan bij vrouwen (-9%).
Over de gehele periode tussen 2010 en 2022 is de voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdige sterfte veel hoger bij mannen dan bij vrouwen.
Over de gehele periode tussen 2010 en 2022 zijn er grote verschillen naargelang regio en arrondissement in voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdige sterftecijfers in België.
België scoorde slecht wat betreft vroegtijdige sterftecijfers onder de EU-15 landen in 2018.
2.Vroegtijdige sterfecijfer
Tussen 2020 en 2022 zijn de voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdige sterftecijfers gedaald
Het bruto vroegtijdig sterftecijfer (0-74 jaar) was 334 per 100.000 inwoners jonger dan 75 jaar en het voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdige sterftecijfer was 335 per 100.000 in België in 2022. Het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer was 1,7 keer hoger bij mannen (421 per 100.000) dan bij vrouwen (253 per 100.000). De voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdige sterftecijfers daalden over het algemeen doorheen de tijd. Tussen 2010 en 2022 was de daling sterker bij mannen (-17%) dan bij vrouwen (-9%).
In 2020 zijn de voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdige sterftecijfers met 10% gestegen voor mannen en met 5% voor vrouwen in vergelijking tot 2019. Die stijging kan worden verklaard door de COVID-19-epidemie. In 2022 daalden de voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfers verder ten opzichte van 2020 en 2021 en lagen ze dicht bij het niveau van 2019.
Afname van regionale verschillen in 2022
Er zijn aanzienlijke verschillen tussen de drie gewesten in termen van leeftijdsgecorrigeerde vroegtijdige sterfte. In vergelijking met het Vlaamse Gewest werden in de andere gewesten in 2022 de volgende relatieve sterftecijfers waargenomen:
Waalse Gewest: 42% hoger bij mannen en 39% hoger bij vrouwen
Brusselse Hoofdstedelijke Gewest: 21% hoger bij mannen en 8% hoger bij vrouwen
Na de toename van de regionale verschillen in 2020 en 2021, zijn de verschillen in 2022 afgenomen.
Mannen
Vrouwen
Voor leeftijd gecorrigeerd vroegtijdig sterftecijfer* bij mannen, volgens gewest, 2000-2022 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [1] (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd vroegtijdig sterftecijfer* bij vrouwen, volgens gewest, 2000-2022 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [1] (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
De verschillen per arrondissement zijn groot
Kijkend naar een lager geografisch niveau, is het vrij duidelijk dat de meeste Vlaamse arrondissementen voor beide geslachten (hoewel minder uitgesproken bij vrouwen) een lager vroegtijdig sterftecijfer ervaren dan het Belgische gemiddelde. Het omgekeerde wordt waargenomen in Brussel en alle Waalse arrondissementen (behalve Nijvel voor beide geslachten). De hoogste vroegtijdige sterftecijfers voor mannen worden waargenomen in drie arrondissementen van de provincie Henegouwen (Charleroi, Bergen, Doornik). Bij vrouwen waren de arrondissementen met de hoogste sterftecijfers verdeeld over de provincies Henegouwen, Namen en Luik.
Mannen
Vrouwen
Voor leeftijd gecorrigeerd vroegtijdig sterftecijfer° bij mannen, volgens arrondissement, 2010-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [1] (°) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie; (*) significant verschillend van het gemiddelde (p<0.05); (***) significant verschillend van het gemiddelde (p<0.05) na Bonferroni-correctie
Voor leeftijd gecorrigeerd vroegtijdig sterftecijfer° bij vrouwen, volgens arrondissement, 2010-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [1] (°) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie; (*) significant verschillend van het gemiddelde (p<0.05); (***) significant verschillend van het gemiddelde (p<0.05) na Bonferroni-correctie
Belgische vroegtijdige sterfgevallen behoren tot de hoogste in Europa
Voor de internationale vergelijking van de vroegtijdige sterfte werd het verlies aan potentiële levensjaren (VPLJ) als indicator gebruikt. België scoort slecht op dit gebied voor zowel mannen als vrouwen. De overschrijding van de VPLJ in België ten opzichte van het EU-15-gemiddelde bedroeg in 2018 (of het dichtstbijzijnde jaar) respectievelijk 5% voor mannen en 13% voor vrouwen. Dit zijn de meest recente gegevens (2018) die momenteel beschikbaar zijn uit de sterftedatabank van de Wereldgezondheidsorganisatie.
Vroegtijdige sterfte verwijst naar sterfgevallen die te vroeg plaatsvinden, dat wil zeggen op elke leeftijd lager dan de levensverwachting. Verschillende drempels kunnen worden gebruikt bij de definitie van deze indicator. In dit rapport wordt de vroegtijdige sterfte vóór de leeftijd van 75 jaar beschouwd. Het verminderen van vroegtijdige sterfte is een belangrijke doelstelling van de volksgezondheid aangezien een groot aandeel van de vroegtijdige sterfgevallen vermeden worden door acties op het gebied van de volksgezondheid.
Het bruto sterftecijfer is het aantal sterfgevallen in een bepaald jaar gedeeld door de populatiegrootte. Deze indicator is echter niet zo geschikt om de gezondheid op te volgen, omdat sterfte sterk gerelateerd is met leeftijd. Bruto sterftecijfers in verouderende populaties kunnen daarom toenemen, ook al zou de gezondheidstoestand verbeteren. Om vergelijking van sterfte-indicatoren tussen verschillende populaties of tijdsperioden mogelijk te maken, dient bijgevolg gebruik gemaakt te worden van schatters die gecorrigeerd zijn voor de leeftijdssamenstelling van de betrokken populaties. In dit rapport worden daarom ook voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfers gebruikt, waarbij de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie werd gebruikt.
Naast het leeftijdsspecifieke sterftecijfer, kan de vroegtijdige sterfte ook beschreven worden aan de hand van het verlies aan potentiële levensjaren (VPLJ). Deze indicator weegt elk overlijden in functie van de leeftijd waarbij een groter gewicht wordt toegekend aan jongere leeftijden (het gewicht wordt berekend door 75 te verminderen met de leeftijd bij overlijden). In dit rapport wordt het VPLJ gebruikt om een vergelijking met andere landen mogelijk te maken. Deze indicator wordt gecorrigeerd op basis van leeftijd om de impact van verschillende leeftijdsstructuren op te vangen.
Definities
Bruto sterftecijfer
Het bruto sterftecijfer geeft het aantal geregistreerde sterfgevallen in een land weer gedeeld door de overeenkomstige populatiegrootte.
Voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer
De voor leeftijd gecorrigeerde sterfte geeft het volgens leeftijd gewogen gemiddelde sterftecijfer weer en kan zo de verschillen te wijten aan de leeftijdsstructuur van de bevolking opvangen.
Vroegtijdige sterfte
Vroegtijdige sterfte wordt hier gedefinieerd als sterfgevallen vóór de leeftijd van 75.
Verloren potentiële levensjaren (VPLJ)
Verloren potentiële levensjaren (VPLJ) meten het aantal verloren levensjaren als gevolg van vroegtijdig overlijden. VPLJ geven een hoger gewicht aan sterfgevallen die voorkomen bij jongere dan bij oudere mensen. De berekening van VPLJ bestaat uit het optellen van sterfgevallen op elke leeftijd en het vermenigvuldigen ervan met het aantal resterende jaren tot een bepaalde leeftijd (hier, 75 jaar).
In 2020 zijn tumoren en hart- en vaatziekten nog steeds de belangrijkste groepen van doodsoorzaken.
In 2020 zijn tumoren de belangrijkste doodsoorzaak bij vrouwen geworden, bij mannen was dat al zo sinds 2014.
De belangrijkste doodsoorzaak in 2020 was COVID-19, gevolgd door coronaire hartziekten bij mannen en door dementie en Alzheimer bij vrouwen.
2.Doodsoorzaken
Tumoren en hart- en vaatziekten zijn de belangrijkste groepen van doodsoorzaken
Tumoren en hart- en vaatziekten waren de belangrijkste doodsoorzaken in 2019, samen omvatten deze ongeveer de helft van alle sterftegevallen (52% bij mannen, en 50% bij vrouwen). In 2020 waren tumoren en hart- en vaatziekten nog steeds de belangrijkste doodsoorzaken, maar ze vertegenwoordigen een lager sterfteaandeel (43% voor mannen en 42% voor vrouwen) door de aanwezigheid van COVID-19.
Mannen
Vrouwen
Verdeling van doodsoorzaken (volgens ICD-10-hoofdstuk) bij mannen, gerangschikt volgens voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*), België, 2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Verdeling van doodsoorzaken (volgens ICD-10-hoofdstuk) bij vrouwen, gerangschikt volgens voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*), België, 2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Tumoren worden de belangrijkste doodsoorzaak bij vrouwen in 2020
In 2020 is de belangrijkste doodsoorzaak bij vrouwen niet langer hart- en vaatziekten, maar tumoren. Dit resultaat kan verklaard worden door een tragere daling in het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer voor tumoren. Het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer voor hart- en vaatziekten daalde met 35% tussen de jaren 2010 en 2020, terwijl de sterfte door tumoren slechts met 13% daalde. Daardoor ligt tumorsterfte bij vrouwen in 2020 hoger dan de sterfte aan hart- en vaatziekten.
Sinds 2014 vinden we een gelijkaardig patroon bij mannen met hogere tumorsterfte dan sterfte door hart-en vaatziekten. Ook bij mannen daalde het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer voor hart- en vaatziekten met 35% tussen de jaren 2010 en 2020. Tijdens dezelfde periode nam de sterfte door tumoren aan een langzamer tempo af (-22%). De daling van de hart-en vaatziekten sterfte is te danken aan de vooruitgang op het gebied van preventie en behandeling, waaronder de afname van het roken, de verbetering van farmacologische behandelingen van hoge bloeddruk en cholesterol, en medische procedures [1].
Bij beide geslachten is de sterfte aan aandoeningen van de luchtwegen (behalve COVID-19) tussen 2000 en 2019 gedaald (met 42% bij mannen, 24% bij vrouwen). Deze trage daling lijkt het laatste decennium een plateau bereikt te hebben. In 2020, als gevolg van de impact van COVID-19, daalde de sterfte aan aandoeningen van de luchtwegen (behalve COVID-19) opnieuw.
Mannen
Vrouwen
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*) van de 5 belangrijkste doodsoorzaken (volgens ICD-10-hoofdstuk; behalve COVID-19) bij mannen, België, 2000-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*) van de 5 belangrijkste doodsoorzaken (volgens ICD-10-hoofdstuk; behalve COVID-19) bij vrouwen, België, 2000-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
De belangrijkste specifieke doodsoorzaken verschillen per geslacht
De tien belangrijkste doodsoorzaken zijn afzonderlijk gerangschikt voor mannen en vrouwen in functie van hun sterftecijfers gecorrigeerd voor leeftijd. De drie belangrijkste doodsoorzaken zijn:
bij mannen: COVID-19, coronaire hartziekten, en longkanker;
bij vrouwen: COVID-19, dementie (inclusief de ziekte van Alzheimer), en cerebrovasculaire aandoeningen (gegroepeerd met HTA).
De rangordes zijn vergelijkbaar voor de verschillende gewesten. Hartfalen is in het Vlaamse Gewest echter de vier na belangrijkste doodsoorzaak bij mannen en bij vrouwen. Ter vergelijking, hartfalen bevindt zijn op de zevende, negende of tiende positie in de rangorde voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest. Aangezien hartfalen een vaak voorkomend gevolg is van verschillende aandoeningen, kunnen deze bevindingen mogelijk deels verklaard worden door regionale verschillen in het coderen van sterfteoorzaken.
Mannen
Vrouwen
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van algemene sterfte volgens voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*) bij mannen, België en gewesten, 2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van algemene sterfte volgens voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*) bij vrouwen, België en gewesten, 2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
De doodsoorzaken zijn geclassificeerd volgens de Internationale Classificatie van Ziekten, 10de editie (ICD-10). In dit rapport wordt sterfte geanalyseerd op basis van de onderliggende doodsoorzaak, zoals aangegeven op de overlijdensakte. De onderliggende doodsoorzaak wordt in de regel verkozen boven de onmiddellijke en de bijdragende doodsoorzaken voor sterftestatistieken, omdat vanuit een volksgezondheidsperspectief het doel is om de keten van gebeurtenissen die tot de dood leiden te doorbreken en de onderliggende oorzaak te voorkomen [2].
In een eerste stap worden de oorzaken van algemene sterfte (alle leeftijden) beschreven volgens de ICD-10-hoofdstukken. Deze zijn gebaseerd op het eerste letter van de ICD-10 codes. In een tweede stap worden de 10 belangrijkste specifieke doodsoorzaken gerangschikt voor België en voor de gewesten.
De sterftecijfers zijn gecorrigeerd voor leeftijd, met de Europeaanse standaardpopulatie 2010 als referentie, om rekening te houden met het effect van variaties in de leeftijdsstructuur tussen bevolkingsgroepen.
International Classification of Disease, 10th edition (ICD-10)
De Internationale Classificatie van Ziekten is een internationaal coderingssysteem voor ziekten en voor een zeer grote verscheidenheid aan tekenen, symptomen, letsels, vergiftigingen, sociale omstandigheden en externe oorzaken van letsel of ziekte.
Onderliggende doodsoorzaak
De ziekte of verwonding die de keten van ziektegebeurtenissen heeft veroorzaakt die rechtstreeks tot de dood heeft geleid, of de omstandigheden van het ongeval of geweld dat de dodelijke verwonding heeft veroorzaakt.
Onmiddellijke doodsoorzaak
De uiteindelijke ziekte, verwonding of complicatie die direct de dood veroorzaakt.
Bijdragende doodsoorzaak
Alle andere belangrijke ziekten, aandoeningen of verwondingen die hebben bijgedragen aan de dood maar die niet hebben geleid tot de onderliggende doodsoorzaak.
Tumoren
Ook gekend als nieuwvormingen. De groep van nieuwvormingen bestaat voor 95% uit kwaadaardige nieuwvormingen of kankers; de rest zijn tumoren van goedaardige of onbepaalde aard.
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer
De voor leeftijd gecorrigeerde sterfte geeft het volgens leeftijd gewogen gemiddelde sterftecijfer weer en kan zo de verschillen te wijten aan de leeftijdsstructuur van de bevolking opvangen.
WHO. ICD-10: International statistical classification of diseases and related health problems: Instruction manual. Geneva: World Health Organization; 2011.
In 2022 werden in België 116.380 sterfgevallen waargenomen.
Het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer in 2022 was hoger dan in 2021.
Het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer daalde bij mannen en steeg bij vrouwen ten opzichte van 2021.
Het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer in 2022 was 1,4 keer hoger bij mannen dan bij vrouwen.
Er worden geografische verschillen waargenomen, met lagere voor leeftijd gestandaardiseerde sterftecijfers voor zowel mannen als vrouwen in het Vlaamse Gewest ten opzichte van de andere gewesten.
2.Eind 2022 werd een sterftepiek waargenomen
In 2019 werd een sterftepiek door een hittegolf waargenomen. In 2020 werden sterftepieken waargenomen van maart tot april en van eind oktober tot het einde van het jaar. Deze pieken kunnen worden verklaard door de COVID-19-epidemie. Een extra piek werd waargenomen tijdens de zomer in augustus, veroorzaakt door hogere temperaturen.
In 2021 werd aan het eind van het jaar een sterftepiek waargenomen. Dit kan worden verklaard door de COVID-19-epidemie. In 2022 werd opnieuw een sterftepiek waargenomen aan het einde van het jaar, die kan worden verklaard door de griep- en bronchiolitis-epidemieën [1].
Dagelijks aantal overlijdens, België, 2018-2022 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [2]
3.Sterftecijfers
Voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfers zijn hoger in 2022 dan in 2021
In 2022 werden in België 116.380 sterfgevallen waargenomen.
Het bruto sterftecijfer steeg in 2022 tot 1.000 per 100.000 inwoners in vergelijking tot 2021 (972 per 100.000); het is echter lager dan de plotselinge stijging in 2020 als gevolg van de COVID-19 epidemie (1.102 per 100.000). Het bruto sterftecijfer was iets hoger bij vrouwen (1.008 per 100.000) dan bij mannen (991 per 100.000). Na correctie voor leeftijd wordt in 2022 een 39% hoger sterftecijfer waargenomen bij mannen (1.120 per 100.000) vergeleken met vrouwen (805 per 100.000).
In de afgelopen twee decennia is het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer gedaald, tot in 2019. Tussen 2000 en 2019 werd een daling van 40% bij mannen en een daling van 28% bij vrouwen waargenomen. In 2020 steeg het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer echter als gevolg van de COVID-19-epidemie, en bereikte het 1.058 per 100.000 inwoners (een stijging van 16% bij mannen en 15% bij vrouwen vergeleken met 2019), het hoogste sterftecijfer sinds 2008. In 2022 was het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer nog steeds hoger dan in 2019 (945 per 100.000 in 2022 en 916 per 100.000 in 2019). Vergeleken met 2021 daalde het bij mannen (-2%) en steeg het bij vrouwen (+4%).
Bruto
Gestandaardiseerd
Bruto sterftecijfer (per 100.000 inwoners) voor mannen en vrouwen, België, 2000-2022 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [2]
Voor leeftijd gecorrigeerd* sterftecijfer (per 100.000 inwoners) voor mannen en vrouwen, België, 2000-2022 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [2] (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfers zijn het laagst in het Vlaams Gewest
In 2022 was het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer onder mannen respectievelijk 26% hoger in het Waalse Gewest en 13% hoger in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest vergeleken met het Vlaamse Gewest; onder vrouwen was het 23% hoger in het Waalse Gewest en 8% hoger in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
In 2020 was er een toename in de regionale verschillen in sterfte. Bij mannen was het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer 35% hoger in het Waalse Gewest en 32% hoger in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest vergeleken met het Vlaamse Gewest, en bij vrouwen was het sterftecijfer 29% hoger in het Waalse Gewest en 21% hoger en in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. De COVID-19-sterftecijfers die in de epidemiologische surveillance werden waargenomen [3], hebben aangetoond dat de COVID-19-specifieke sterftecijfers hoger zijn in het Waalse Gewest en in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, wat de toename van de regionale verschillen in sterfte door alle oorzaken in 2020 kan verklaren.
Mannen
Vrouwen
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer* (per 100.000 inwoners) bij mannen, in België en per gewest, 2000-2022 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [2] (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer* (per 100.000 inwoners) bij vrouwen, in België en per gewest, 2000-2022 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [2] (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Het sterftecijfer is een klassieke gezondheidsindicator, of beter gezegd een indicator voor "slechte gezondheid". Hoewel hierbij een onomkeerbare gebeurtenis wordt gemeten, geeft het sterftecijfer unieke informatie over de volksgezondheid, zoals het belang en evolutie in de tijd van ernstige gezondheidsproblemen, evenals bepaalde inzichten in de gezondheidsdeterminanten (bijvoorbeeld, verkeersveiligheid of tabaksgebruik). Het sterftecijfer wordt traditioneel al langer als gezondheidsindicator gebruikt en kan met grotere betrouwbaarheid gemeten worden dan andere indicatoren. De dood is inderdaad een ondubbelzinnige gebeurtenis, die sinds meer dan een eeuw systematisch wordt geregistreerd in vitale registratiesystemen van de meeste landen.
Het bruto sterftecijfer is het aantal sterfgevallen in een bepaald jaar gedeeld door de populatiegrootte. Deze indicator is echter niet zo geschikt om de gezondheid op te volgen, omdat sterfte sterk gerelateerd is met leeftijd. Bruto sterftecijfer in verouderende populaties kunnen daarom toenemen, ook al zou de gezondheidstoestand verbeteren.
Om vergelijking van sterfte-indicatoren tussen verschillende populaties of tijdsperioden mogelijk te maken, dient bijgevolg gebruik gemaakt te worden van indicatoren die gecorrigeerd zijn voor de leeftijdssamenstelling van de betrokken populaties. In dit rapport worden daarom ook voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfers gebruikt, waarbij de Europese standaardpopulatie 2010 (ESP 2010) [4] als referentie werd gebruikt.
Hier beschrijven we de algemene sterfte. De specifieke doodsoorzaken worden beschreven op de pagina over doodsoorzaken.
Definities
Bruto sterftecijfer
Het bruto sterftecijfer geeft het aantal geregistreerde sterfgevallen in een land weer gedeeld door de overeenkomstige populatiegrootte.
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer
De voor leeftijd gecorrigeerde sterfte geeft het volgens leeftijd gewogen gemiddelde sterftecijfer weer en kan zo de verschillen te wijten aan de leeftijdsstructuur van de bevolking opvangen.
I. Peeters, M. Vermeulen,N. Bustos Sierra, F. Renard, J. VanderHeyden, A. Scohy, T. Braeye, N. Bossuyt, F. Haarhuis, K. Proesmans, C. Vernemmen, M. Vanhaverbeke. Surveillance of COVID-19 mortality in Belgium, epidemiology and methodology during 1st and 2nd wave (March 2020 - 14 February 2021). Brussels, Belgium : Sciensano. 2021, September.https://covid-19.sciensano.be/fr/covid-19-situation-epidemiologique
Pace M, Giampaolo L, Glickman M, Zupanic T. Revision of the European Standard Population Report of Eurostat's Task Force. Luxembourg; 2013.
In 2020 daalde de zuigelingensterfte tot 3,2 per duizend levendgeborenen.
In 1998-2020 daalde de zuigelingensterfte met 40%.
Zuigelingensterfte in 2020 was aanzienlijk hoger in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (4.5%) in vergelijking met het Vlaamse Gewest (3.2%) en het Waalse Gewest (2.7%).
2.Zuigelingensterftecijfer
395 sterfgevallen van zuigelingen waargenomen in België in 2020
In het jaar 2020 registreerden de Belgische autoriteiten in totaal 395 sterfgevallen onder zuigelingen.
Hieronder vielen 368 sterfgevallen bij kinderen geboren uit een moeder die registreert was in het Rijksregister. In het Asielzoekersregister zijn in 2020 geen sterfgevallen bij kinderen geregistreerd. Bij 27 (6,8%) sterfgevallen was de moeder niet officieel geregistreerd in België of werd het overlijden van de zuigeling alleen gemeld via een overlijdensakte.
In hetzelfde jaar bedroeg het totale aantal levendgeborenen 116 543, waarvan 113 739 geboorten (97,6%) geregistreerd werden in het Rijksregister, 611 geboorten (0,5%) werden geregistreerd in het asielzoekersregister en voor 2193 (1,8%) geboorten was de moeder geen officiële inwoner of werd van alleen aangifte gedaan met een geboorteakte.
Aantal overlijdens
Aantal levendgeborenen
Zuigelingensterftecijfer (/1000)
Rijksregister
368
113 739
3,24
Rijksregister en register van asielzoekers
368
114 350
3,22
Alle
395
116 543
3,39
Daling van de mannelijke zuigelingensterftecijfer in 2020
In 2020 bedroeg het zuigelingensterftecijfer 3,2 per duizend levendgeborenen. De zuigelingensterftecijfer is met 40% gedaald tussen 1998 (5,3%) en 2020.
Het zuigelingensterftecijfer in 2020 was 3,1 per duizend levendgeborenen bij meisjes en 3,4% bij jongens, een absolute kloof van 0,3% en een geslachtsratio van 1,1. De kloof volgens geslacht in sterftecijfers fluctueert over tijd als gevolg van het kleine aantal sterfgevallen onder zuigelingen. In 2020 was de kloof volgens geslacht door de belangrijke daling van de mannelijke zuigelingensterfte minimaal.
Na het toepassen van smoothing-technieken blijven de cijfers de verschillen in sterfte tussen meisjes en jongens bestaan (respectievelijk 3,0% en 3,9%).
Jaarlijks
Uitgemiddeld
Zuigelingensterfte volgens geslacht, 1998-2020 Bron: Statbel [1]
Uitgemiddeld zuigelingensterftecijfer (5-jaar voortschrijdend gemiddelde) volgens geslacht, 2002-2020 Bron: Eigen berekening op basis van Statbel [1]
In 2020 zijn er verschillen in de regionale zuigelingensterftecijfers
Opvallende regionale verschillen werden geobserveerd in zuigelingensterfte in 2020: de zuigelingensterfte was het hoogste in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (4,5%), gevolgd door het Vlaamse Gewest (3,2%) en het Waalse Gewest (2,7%). Na het afvlakken van de cijfers aan de hand van een smoothingtechniek was de zuigelingensterfte in 2020 nog steeds hoger in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (3,7%) ten opzichte van het Vlaamse Gewest (3,5%) en het Waalse Gewest (3,3%).
In alle gewesten is over de tijd heen een sterke daling vastgesteld. In het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest neemt de zuigelingensterfte, na een sterkere daling, weer toe. In het algemeen, stagneert het zuigelingensterftecijfer de laatste acht jaar.
Jaarlijks
Uitgemiddeld
Zuigelingensterfte volgens gewest, 1998-2020 Bron: Statbel [1]
Uitgemiddeld zuigelingensterftecijfer (5-jaar voortschrijdend gemiddelde) volgens gewest, 2002-2020 Bron: Eigen berekening op basis van Statbel [1]
De zuigelingensterfte in België is hoger dan het EU-14-gemiddelde
In 2020 was de zuigelingensterfte in België hoger dan het gemiddelde van het EU-14 sterftecijfer (3,0%). België had in 2020 het op vier na hoogste kindersterftecijfer van de EU-14, na zijn buurlanden (Luxemburg, Nederland en Frankrijk).
De zuigelingensterfte is een maat voor de sterfte van kinderen jonger dan 1 jaar. Het weerspiegelt zowel de sterfte tijdens de perinatale periode als de sterfte na de perinatale periode, welke vaak te voorkomen is. De zuigelingensterfte hangt sterk samen met het ontwikkelingsniveau van het land, de kwaliteit van de medische zorg en de beschikbaarheid van preventieve diensten en gezondheids-bevorderende interventies.
In bijna alle landen ter wereld zijn lange tijd hogere zuigelingensterfte waargenomen bij jongens ten opzichte van bij meisjes [3]. De verklaring is complex, en omvat belangrijke biologische en genetische factoren, evenals omgevings- en gedragsfactoren die resulteren in een blijvend verschil in sterfte gedurende de kindertijd en later [4,5].
Op gewestelijk niveau werden grote schommelingen in het jaarlijks sterftecijfer waargenomen als gevolg van het lage aantal sterfgevallen bij zuigelingen. Betekenisvolle vergelijkingen van het sterftecijfer en van de trends per gewest worden daarom het best gemaakt op basis van over de tijd uitgemiddelde cijfers. In dit overzicht hebben we gebruik gemaakt van een voortschrijdend gemiddelde over de laatste 5 jaar.
Zuigelingensterfte in België kan zich voordoen bij legale inwoners (die ingeschreven zijn in het Rijksregister, met een Belgische of buitenlandse nationaliteit), asielzoekers (die ingeschreven zijn in het register van asielzoekers) of niet-inwoners (reizigers, niet-wettelijke inwoners). De officiële statistieken van de zuigelingensterfte omvatten deze onder wettelijke inwoners en asielzoekers.
Op deze pagina tonen we eerst alle zuigelingensterfte in België volgens het verblijfsstatuut, vervolgens belichten we de zuigelingensterfte waarvan de moeder geregistreerd was in het Rijksregister.
Definities
EU-14
De EU-14 komt overeen met alle landen die tussen 1995 en 2004 al tot de Europese Unie behoorden: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, en Zweden. We vergelijken de Belgische gezondheidsstatus met die van de EU-14 omdat deze landen vergelijkbare sociaal-economische omstandigheden hebben. Opmerking: Het Verenigd Koninkrijk is niet opgenomen in deze lijst, aangezien ze de EU verlaten hebben.
Zuigelingensterfte
De zuigelingensterfte is het aantal sterfgevallen van kinderen onder de leeftijd van 1 jaar per 1000 geboortes in hetzelfde jaar.
Geslachtsratio
De geslachtsratio is het sterftecijfer van jongens onder de 1 jaar gedeeld door het sterftecijfer van meisjes onder de 1 jaar. Een geslachtsratio van 1,2 betekent dat er 1,2 keer meer sterfgevallen bij jongens dan bij meisjes zijn.