Er waren twee golven van COVID-19 in 2020 met 19.840 sterfgevallen, in 2021 waren er drie golven met 8.560 sterfgevallen en in 2022 waren er vier golven met 4.977 sterfgevallen. Het aantal golven neemt toe met de tijd, maar de intensiteit van de golven neemt elk jaar af.
De eerste golf van COVID-19 had de hoogste dagelijkse sterftepiek met 324 COVID-19-doden op één dag.
De meeste sterfgevallen als gevolg van COVID-19 vonden plaats bij mensen van 75 jaar en ouder.
2.COVID-19-sterfte
De COVID-19-sterfte wordt voortdurend opgevolgd
Gezien de constant evoluerende situatie, worden sterftecijfers regelmatig bijgewerkt op de website van Sciensano. Meer specifiek zijn de volgende bronnen beschikbaar:
Wekelijkse epidemiologisch bulletin: Publicatie op vrijdag, presentatie van de indicatoren per regio en per provincie voor de COVID-19 sterfte en van de indicatoren rond de monitoring van de sterfte door alle oorzaken.
33 382 sterfgevallen als gevolg van COVID-19 zijn gemeld tussen 2020 en 2022
De eerste COVID-19-dode in België vond plaats op 7 maart 2020. Op 31 december 2020 werden in België 19 840 sterfgevallen gemeld, wat neerkomt op een bruto COVID-19 cumulatief sterftecijfer van 1 725 per miljoen inwoners. Tijdens het jaar 2021 werden in totaal 8 560 COVID-19-sterfgevallen gemeld, wat neerkomt op een bruto cumulatieve sterfte van 743 per miljoen inwoners. In 2022 zijn in totaal 4 977 COVID-19- sterfgevallen gemeld, wat neerkomt op een bruto cumulatief sterftecijfer van 430 per miljoen inwoners.
De eerste golf van de epidemie vond plaats in België van 1 maart tot 21 juni 2020 en het dagelijkse aantal COVID-19-sterfgevallen bereikte een piek met 324 sterfgevallen op 8 april 2020.
De tweede golf van de epidemie begon op 31 augustus 2020 tot 14 februari 2021. Tijdens deze golf bedroeg het hoogst geregistreerde aantal COVID-19-sterfgevallen per dag 219 op 10 november 2020. De periode tussen de twee eerste golven is gedefinieerd als een "interwave"-periode.
De derde golf vond plaats van 15 februari tot 27 juni 2021 met een piek van dagelijkse COVID-19-sterfgevallen van 50 op 19 april 2021.
De vierde golf begon op 4 oktober 2021 en eindigde op 26 december 2021. Op 30 november 2021 werd het hoogste dagelijkse aantal COVID-19 sterfgevallen geregistreerd met 61 sterfgevallen op die dag. De periode tussen wave 3 en 4 is gedefinieerd als een "interwave"-periode.
De vijfde golf is gedefinieerd als de periode vanaf 27 december 2021 tot 27 februari 2022; de piek van het aantal geregistreerde sterfgevallen met 66 sterfgevallen werd bereikt op 10 februari.
De zesde golf vond plaats van 28 februari 2022 tot 29 mei 2022; het hoogste aantal geregistreerde COVID-19- sterfgevallen was op 8 april met 36 doden.
De zevende golf begon op 30 mei 2022 en eindigde op 11 september 2022; het hoogste aantal geregistreerde COVID-19- sterfgevallen was op 24 juli en op 16 augustus met 18 doden.
De achtste golf is de periode van 12 september 2022 tot 20 november 2022; de piek van dagelijks geregistreerde COVID-19- sterfgevallen met 15 doden per dag werd bereikt op 11 en 20 oktober.
De negende golf begon op 21 november 2022, de einddatum is nog niet bekend.
Na de 3e golf (van de 4e tot de 9e) zijn er geen interwave-perioden duidelijk waargenomen.
Aantal COVID-19-sterfgevallen volgens datum van overlijden en gewest van residentie*, 2020-2022, België Bron: COVID-19-sterftedatabase, Sciensano *het gewest van overlijden wordt gebruikt als proxy indien onbekend
De meeste COVID-19 sterfgevallen vonden plaats bij mensen van 75 jaar en ouder
In 2020 was meer dan de helft (52%) van de overledenen ouder dan 85 jaar, in 2021 is dit aantal gedaald met 37%. Het is opnieuw gestegen tot 47% in 2022.
2020
2021
2022
Aantal COVID-19-sterfgevallen volgens leeftijdsgroep en geslacht, 2020, België Bron: COVID-19-sterftedatabase, Sciensano
Aantal COVID-19-sterfgevallen volgens leeftijdsgroep en geslacht, 2021, België Bron: COVID-19-sterftedatabase, Sciensano
Aantal COVID-19-sterfgevallen volgens leeftijdsgroep en geslacht, 2022, België Bron: COVID-19-sterftedatabase, Sciensano
2020
2021
2022
Leeftijdsspecifieke COVID-19-sterftecijfers (per miljoen inwoners) volgens geslacht, 2020, België Bron: COVID-19-sterftedatabase, Sciensano
Leeftijdsspecifieke COVID-19-sterftecijfers (per miljoen inwoners) volgens geslacht, 2021, België Bron: COVID-19-sterftedatabase, Sciensano
Leeftijdsspecifieke COVID-19-sterftecijfers (per miljoen inwoners) volgens geslacht, 2022, België Bron: COVID-19-sterftedatabase, Sciensano
Het leeftijdsgecorrigeerde COVID-19-sterftecijfer was hoger in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest
In 2020 was het COVID-19 leeftijdsgecorrigeerd sterftecijfer per gewest hoger in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (269 per 100 000 inwoners) dan in het Waalse Gewest (83) en het Vlaamse Gewest (51). Het hogere COVID-19 sterftecijfer in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest kan door verschillende redenen worden verklaard. Een ervan kan de hoge bevolkingsdichtheid zijn, waarvan bekend is dat die de circulatie van het virus verhoogt.
In 2021 waren de COVID-19 leeftijdsgecorrigeerde sterftecijfers lager dan in 2020. Het sterftecijfer was hoger in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (103 per 100 000 inwoners) dan in het Waalse Gewest (35) en in het Vlaamse Gewest (24).
In 2022 bleven de COVID-19 leeftijdsgecorrigeerde sterftecijfers dalen. Het sterftecijfer was opnieuw hoger in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (47 per 100 000 inwoners) dan in het Waalse Gewest (19) en het Vlaamse Gewest (15).
Leeftijdsgecorrigeerde COVID-19-sterfcijfer (per 100 000) volgens gewest van residentie*, 2020-2022, België Bron: COVID-19-sterftedatabase, Sciensano *het gewest van overlijden wordt gebruikt als proxy indien onbekend
Internationale vergelijkingen van COVID-19-sterfte zijn misleidend
België heeft internationaal de aandacht getrokken door een hoge COVID-19-gerelateerde mortaliteit tijdens de eerste golf. Het gecumuleerde sterftecijfer van België behoorde tot de hoogste in Europa tijdens de periode 2020-2021. Door de methodologische beperkingen die in het achtergrondgedeelte zijn vermeld, moeten deze cijfers echter met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Indicatoren van oversterfte zijn beter geschikt voor een vergelijking tussen landen [1].
Cumulatief COVID-19-sterftecijfer (per miljoen inwoners), 2020-2022, EU-14 Bron: Our World in Data [2]
COVID-19 is de ziekte veroorzaakt door het SARS-CoV-2-virus. De meest voorkomende symptomen zijn koorts, hoesten, verlies van smaak en reuk en kortademigheid. In 80% van de gevallen zijn de infecties mild. Het risico op het ontwikkelen van een ernstige infectie neemt aanzienlijk toe met de leeftijd en met onderliggende aandoeningen zoals hart-, long- of nierziekte, diabetes, immunosuppressie of een actieve kwaadaardige ziekte.
In tijden van pandemieën is de quasi-realtime monitoring van de mortaliteit essentieel. In België is de oorzaakspecifieke sterfteregistratie via overlijdensakten een tweejarig proces, dat niet geschikt is voor operationele surveillance. Om deze reden is een ad-hocregistratie opgezet voor de quasi-realtime monitoring van de COVID-19-mortaliteit [3,4].
In overeenstemming met de definitie van de WHO [5] en het ECDC [6], heeft België een bredere inclusiestrategie aangenomen voor de surveillance van COVID-19-sterfgevallen, waarbij ook sterfgevallen in radiologisch bevestigde gevallen en in mogelijke gevallen op basis van klinische symptomen worden gerapporteerd. Op basis van de reeds bestaande netwerken en samenwerkingsverbanden opgezet voor verschillende gezondheidsthema's in instellingen voor langdurige zorg was het mogelijk om de COVID-19-surveillance in instellingen voor langdurige zorg snel op te starten. Later bleek de ernst van de epidemie in instellingen voor langdurige zorg waar de testcapaciteit niet in staat was om de toename van de gevallen tijdens de eerste 6 weken van de eerste golf te volgen.
Aangezien de situatie voortdurend evolueert, biedt deze pagina links naar de continue monitoring van de COVID-19-mortaliteit op de Sciensano-website. De pagina stelt ook de situatie voor tijdens het jaar 2020 (7 maart - 31 december 2020), het jaar 2021 en het jaar 2022 van de COVID-19 epidemie in België.
Er zijn belangrijke beperkingen in de internationale vergelijkbaarheid van de COVID-19-sterftecijfers. Door de verschillen in de methodes van overlijdensmelding tussen de landen [7,8], zijn de gerapporteerde COVID-19 sterftecijfers niet goed geschikt voor internationale vergelijkingen. In België worden, zoals eerder vermeld, sterfgevallen bij patiënten met een positieve laboratoriumtest, een suggestieve CT-scan van de borstkas of klinische symptomen immers gemeld als COVID-19-sterfte, terwijl veel andere landen veel restrictiever zijn. Bovendien werden sterfgevallen in verpleeghuizen, instellingen voor langdurige zorg en thuis opgenomen. Hier presenteren we het bruto cumulatief COVID-19-sterftecijfer per miljoen inwoners in de EU-14 voor internationale vergelijkingen [2]. Indicatoren van oversterfte zijn beter geschikt voor vergelijkingen tussen landen [1]. Meer informatie over oversterfte is te vinden op de website van het Belgische project voor mortaliteitsmonitoring, in de persberichten van Sciensano (Analyse van de oversterfte gelinkt aan COVID-19 in 2020,Analyse van de oversterfte in 2021, en Analyse van de oversterfte in 2022), en de factsheet over oversterfte tijdens de COVID-19 crisis.
Ritchie H, Mathieu E, Rodés-Guirao L, Appel C, Giattino C, Ortiz-Ospina E, et al. Coronavirus Pandemic (COVID-19). Our World in Data. [cited 2022 Apr 28]; Available from: https://ourworldindata.org/covid-deaths
Renard F, Scohy A, Van der Heyden J, Peeters I, Dequeker S, Vandael E, et al. Establishing an ad hoc COVID-19 mortality surveillance during the first epidemic wave in Belgium, 1 March to 21 June 2020. 2021.https://doi.org/10.2807/1560-7917.ES.2021.26.48.2001402
WHO. International guidelines for certification and classification (coding) of COVID-19 as cause of death. WHO; 2020 Apr. Report No.: WHO/HQ/DDI/DNA/CAT.
De belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (vóór de leeftijd van 75) in termen van verloren levensjaren, zijn zelfmoord, longkanker en coronaire hartziekten bij mannen, en borstkanker, longkanker en zelfmoord bij vrouwen.
Voor de meeste aandoeningen zijn de vroegtijdige sterftecijfers tussen 2000 en 2019 gedaald, behalve voor longkanker en chronisch obstructief longlijden (COPD) bij vrouwen.
De oorzaken die het meest bijdragen tot de hogere vroegtijdige sterftecijfers in het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in vergelijking met het Vlaamse Gewest zijn coronaire hartziekten bij mannen en COPD bij vrouwen.
2.Doodsoorzaken - België
Tumoren is de belangrijkste groep van oorzaken van vroegtijdige sterfgevallen
Bij zowel mannen als vrouwen wordt 66% van alle vroegtijdige sterfte veroorzaakt door dezelfde drie groepen van doodsoorzaken (gegroepeerd volgens ICD-hoofdstuk):
Uitwendige oorzaken, voornamelijk zelfmoord en verkeersongevallen.
Het aandeel van tumoren onder alle vroegtijdige sterfgevallen is hoger bij vrouwen dan bij mannen. Omgekeerd is het aandeel van hart- en vaatziekten en uitwendige oorzaken hoger bij mannen.
Mannen
Vrouwen
Verdeling van de oorzaken (volgens ICD-10-hoofdstuk) van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75) bij mannen, gerangschikt volgens voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*), België, 2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Verdeling van de oorzaken (volgens ICD-10-hoofdstuk) van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75) bij vrouwen, gerangschikt volgens voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*), België, 2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Long- en borstkanker zijn de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte in België
Bij mannen: zelfmoord, longkanker, coronaire hartziekte, en verkeersongevallen
Bij vrouwen: borstkanker, longkanker, zelfmoord, en cerebrovasculaire aandoeningen + hoge bloeddruk (HTA).
Mannen
Vrouwen
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75) bij mannen, volgens voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer, België, 2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75) bij vrouwen, volgens voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer, België, 2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Mannen
Vrouwen
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75)bij mannen, volgens voor leeftijd gecorrigeerde (*) Verloren Potentiële Levensjaren, België, 2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75)bij vrouwen, volgens voor leeftijd gecorrigeerde (*) Verloren Potentiële Levensjaren, België, 2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Longkanker en COPD bij vrouwen nemen toe
De meeste oorzaken van vroegtijdige sterfte nemen in de loop van de tijd af (of blijven minstens stabiel). Bijvoorbeeld:
De vroegtijdige sterfte door coronaire hartziekte daalde spectaculair bij beide geslachten tijdens de periode 2000-2019, met een afname van meer dan 65% van de voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfers.
Hetzelfde werd waargenomen voor cerebrovasculaire aandoeningen (een afname van 55%).
Vroegtijdige sterftecijfers voor longkanker zijn ook aanzienlijk gedaald bij mannen (een afname van 49%).
De vroegtijdige sterfte aan longkanker bij vrouwen is daarentegen dramatisch toegenomen tussen 2000 en 2015 (met een stijging van 60%) en heeft zich daarna gestabiliseerd. Het is gestegen van de vierde hoofdoorzaak voor sterfte tot de eerste, net boven borstkanker.
Een stijging wordt ook waargenomen voor COPD bij vrouwen.
Mannen
Vrouwen
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van de 6 belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75) bij mannen, België, 2000-2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie Noot: In het verleden werden de zelfmoordcijfers in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gedurende enkele jaren onderschat door de vertraging van de Brusselse administratie bij het bevestigen van zelfmoordzaken.
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van de 6 belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75) bij vrouwen, België, 2000-2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
3.Doodsoorzaken - Gewesten
Longkanker, borstkanker en zelfmoord zijn de belangrijkste doodsoorzaken in de drie gewesten
Bij mannen staat longkanker op de eerste plaats en coronaire hartziekte op de tweede plaats in de 3 gewesten. De derde hoofdoorzaak is zelfmoord in het Vlaamse Gewest en in het Waalse Gewest, en cerebrovasculaire aandoeningen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Bij vrouwen is de top 3 vergelijkbaar in de drie gewesten: longkanker, borstkanker, en COPD.
Bij mannen staat zelfmoord op de eerste plaats in het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest, gevolgd door longkanker en coronaire hartziekte. In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest staat longkanker op de eerste plaats, gevolgd door zelfmoord en coronaire hartziekte.
Bij vrouwen staat longkanker op de eerste plaats in het Waalse Gewest, op de tweede plaats in het Vlaamse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, na borstkanker. Zelfmoord staat op de derde plaats in de 3 gewesten.
Het is interessant om op te merken dat vervoersongevallen bij Vlaamse en Waalse mannen vrij hoog scoren, ook al is het vroegtijdige sterftecijfer vrij laag.
Mannen
Vrouwen
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75) bij mannen, volgens voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer, volgens gewest van woonplaats, 2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75)bij vrouwen, volgens voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer, volgens gewest van woonplaats, 2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel
Men
Women
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75)bij mannen, volgens voor leeftijd gecorrigeerde (*) Verloren Potentiële Levensjaren, volgens gewest van woonplaats, 2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75)bij vrouwen, volgens voor leeftijd gecorrigeerde (*) Verloren Potentiële Levensjaren, volgens gewest van woonplaats, 2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel
Coroniare hartziekten is de belangrijkste doodsoorzaak die bijdraagt tot regionale verschilllen bij mannen
Zoals te zien is op de pagina Vroegtijdige sterfte, zijn er belangrijke regionale verschillen in het voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdig sterftecijfer. Hier analyseren we welke specifieke doodsoorzaken hiertoe het meest bijdragen, door de oorzaakspecifieke sterftecijfers van het Vlaamse Gewest af te trekken van die van de andere gewesten en de verschillen te rangschikken.
Bij mannen zijn de aandoeningen die het meest bijdragen tot de extra vroegtijdige sterfte in het Waalse Gewest in vergelijking met het Vlaamse Gewest coronaire hartziekten (+17,0 per 100.000), longkanker (+13,4), infectie- en parasitaire ziekten (+8,9), chronische leveraandoeningen (+8,8), en COPD (+8,4).
Bij vrouwen zijn de aandoeningen die het meest bijdragen tot de extra vroegtijdige sterfte in het Waalse Gewest in vergelijking met het Vlaamse Gewest COPD (+8,0), longkanker (+6,4), infectie- en parasitaire ziekten (+5,7), coronaire hartziekten (+5,2), en chronische leveraandoeningen (+4,1). Omdat de cijfers bij vrouwen lager zijn dan bij mannen, zijn de regionale verschillen naar oorzaak kleiner.
Mannen
Vrouwen
Rangorde van verschillen in voor leeftijd gecorrigeerde* sterftecijfers van specifieke doodsoorzaken bij mannen, het Vlaamse Gewest versus het Walloon Gewest, gemiddelde 2017-2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel
Rangorde van verschillen in voor leeftijd gecorrigeerde* sterftecijfers van specifieke doodsoorzaken bij vrouwen, het Vlaamse Gewest versus het Walloon Gewest, gemiddelde 2017-2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel
Bij mannen zijn de aandoeningen die het meest bijdragen tot de extra vroegtijdige sterfte in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in vergelijking met het Vlaamse Gewest: coronaire hartziekten (+11,1), cerebrovasculaire aandoeningen en hoge bloeddruk (+8,5), infectie- en parasitaire ziekten (+5,0), chronische leveraandoeningen (+4,5), en COPD (+4,3). Sommige aandoeningen hebben echter lagere percentages in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in vergelijking met het Vlaamse Gewest, zoals zelfmoord (-5,7) en verkeersongevallen (-3,3).
Bij vrouwen is de oorzaakspecifieke mortaliteit in het Vlaams Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest vrij gelijklopend.
Mannen
Vrouwen
Rangorde van verschillen in voor leeftijd gecorrigeerde* sterftecijfers van specifieke doodsoorzaken bij mannen, het Vlaamse Gewest versus het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, gemiddelde 2017-2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel
Rangorde van verschillen in voor leeftijd gecorrigeerde* sterftecijfers van specifieke doodsoorzaken bij vrouwen, het Vlaamse Gewest versus het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, gemiddelde 2017-2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel
De meeste vroegtijdige doodsoorzaken nemen af bij mannen
De trends van vroegtijdige sterfte zijn vrij gelijkaardig voor de drie gewesten. Deze sectie belicht enkele specifieke doodsoorzaken met opvallende trends.
1. Het vroegtijdig sterftecijfer voor longkanker is in de drie gewesten in de periode 2000-2019 gedaald bij mannen (-53% in het Vlaamse Gewest, -46% in het Waalse Gewest, en -44% in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest). Die sterftecijfers zijn de hele periode hoger gebleven in het Waalse Gewest dan in het Vlaamse Gewest. Voor vrouwen zijn de sterftecijfers echter gestaag gestegen in het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest (tot 2015 en 2013, resp.), terwijl ze sinds 2007 stabiel gebleven zijn in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Vrouwen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest hadden eerder de hoogste vroegtijdige sterftecijfers voor longkanker, maar worden sinds 2010 ingehaald door het Waalse Gewest. De laatste jaren wordt een trage afname waargenomen in alle gewesten.
Men
Women
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van longkanker bij mannen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van longkanker bij vrouwen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
2. Het vroegtijdig sterftecijfer voor coronaire hartziekte daalt sneller in het Vlaamse Gewest (-69% bij mannen en -73% bij vrouwen) dan in het Waalse Gewest (-60% bij mannen en -58% bij vrouwen).
Men
Women
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van ischemische hartziekte bij mannen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van ischemische hartziekte bij vrouwen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
3. Het vroegtijdig sterftecijfer voor zelfmoord is zowel in het Vlaamse Gewest als in het Waalse Gewest gedaald bij mannen (vanaf 2008). Bij vrouwen bleef het zelfmoordsterftecijfer in beide gewesten eerder stabiel, maar dan wel op een veel lager niveau dan bij mannen.
Men
Women
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van zelfmoord bij mannen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie Noot: In het verleden werden de zelfmoordcijfers in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gedurende enkele jaren onderschat door de vertraging van de Brusselse administratie bij het bevestigen van zelfmoordzaken.
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van zelfmoord bij vrouwen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie Noot: In het verleden werden de zelfmoordcijfers in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gedurende enkele jaren onderschat door de vertraging van de Brusselse administratie bij het bevestigen van zelfmoordzaken.
4. Het vroegtijdig sterftecijfer voor COPD is bij mannen in de periode 2000-2019 met 47% gedaald in het Vlaamse Gewest, met 45% in het Waalse Gewest, en met 36% in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Het sterftecijfer voor COPD bij vrouwen steeg daarentegen met 35% in het Waalse Gewest, 28% in het Vlaamse Gewest en 13% in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Men
Women
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van COPD bij mannen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van COPD bij vrouwen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
5. Het vroegtijdig sterftecijfer voor colorectale kanker is in het Vlaamse Gewest gedaald (-57% voor mannen en -37% voor vrouwen) tussen 2000 en 2019, terwijl het stabieler bleef in het Waalse Gewest (- 22% bij mannen en -5% bij vrouwen). Hoewel het Vlaams Gewest in 2000 de regio was met de hoogste vroegtijdige sterfte voor colorectale kanker, werd het de regio met de laagste sterftecijfers in 2019 hierdoor. Het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest kenden in 2019 gelijkaardige hogere sterftecijfers dan het Vlaamse Gewest.
Mannen
Vrouwen
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van colorectale kanker bij mannen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van colorectale kanker bij vrouwen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
De doodsoorzaken zijn geclassificeerd volgens de Internationale Classificatie van Ziekten, 10de editie (ICD-10) [1]. In dit rapport wordt sterfte geanalyseerd op basis van de onderliggende doodsoorzaak, zoals aangegeven op de overlijdensakte. De onderliggende doodsoorzaak wordt in de regel verkozen boven de onmiddellijke en de bijdragende doodsoorzaken voor sterftestatistieken, omdat vanuit een volksgezondheidsperspectief het doel is om de keten van gebeurtenissen die tot de dood leiden te doorbreken en de onderliggende oorzaak te voorkomen [1].
In een eerste stap worden de oorzaken van vroegtijdige sterfte beschreven volgens de voornaamste ICD-10-hoofdstukken. Deze zijn gebaseerd op het eerste letter van de ICD-10 code. In een tweede stap worden de 10 belangrijkste specifieke oorzaken voor vroegtijdige sterfte gerangschikt volgens de sterftecijfers voor België en per gewest.
Vroegtijdige sterfte verwijst naar sterfte op elke leeftijd die lager ligt dan de levensverwachting. In dit rapport wordt de vroegtijdige sterfte vóór de leeftijd van 75 jaar beschouwd. De meeste oorzaken van vroegtijdige sterfte zijn vermijdbaar door acties op het gebied van het gezondheidszorgsysteem en het gezondheidsbeleid. Het verminderen van vroegtijdige sterfte is een belangrijke doestelling van de volksgezondheid. De rangschikking van de oorzaken van vroegtijdige sterfte is bijgevolg een zeer belangrijk instrument om prioriteiten voor het gezondheidsbeleid te kunnen vaststellen.
De vroegtijdige sterfte naar oorzaak kan worden gemeten met behulp van:
Vroegtijdige sterftecijfers, die de frequentie van sterfgevallen voor de leeftijd van 75 meten als gevolg van een specifieke aandoening, per 100.000 mensen jonger dan 75.Deze indicator maakt het mogelijk om de frequentie van verschillende doodsoorzaken te vergelijken.
Verloren Potentiële Levensjaren (VPLJ), waarbij rekening wordt gehouden met zowel de frequentie als de leeftijd van overlijden, en die bij weging van de sterfte in functie van de leeftijd een groter gewicht kent aan sterfte op jongere leeftijd. VPLJ maken het bijgevolg mogelijk om doodsoorzaken te vergelijken naar gelang hun belasting in termen van verloren levensjaren [2].
Het belang van de oorzaken van vroegtijdige sterfte kan worden uitgedrukt in sterftecijfers, die alleen de frequentie van de oorzaak weergeven, of in VPLJ, die de last in termen van verloren levensjaren weergeven. Bij de rangschikking op basis van VPLJ worden externe oorzaken hoger gerangschikt dan bij de rangschikking op basis van sterftecijfers, omdat externe oorzaken gewoonlijk op jongere leeftijd optreden dan sterfgevallen ten gevolge van chronische aandoeningen.
Beide indicatoren zijn gecorrigeerd voor leeftijd, met de Europeaanse standaardpopulatie 2010 als referentie, om rekening te houden met het effect van variaties in de leeftijdsstructuur tussen bevolkingsgroepen.
De voor leeftijd gecorrigeerde sterfte geeft het volgens leeftijd gewogen gemiddelde sterftecijfer weer en kan zo de verschillen te wijten aan de leeftijdsstructuur van de bevolking opvangen.
De Internationale Classificatie van Ziekten is een internationaal coderingssysteem voor ziekten en voor een zeer grote verscheidenheid aan tekenen, symptomen, letsels, vergiftigingen, sociale omstandigheden en externe oorzaken van letsel of ziekte.
Verloren potentiële levensjaren (VPLJ) meten het aantal verloren levensjaren als gevolg van vroegtijdig overlijden. VPLJ geven een hoger gewicht aan sterfgevallen die voorkomen bij jongere dan bij oudere mensen. De berekening van VPLJ bestaat uit het optellen van sterfgevallen op elke leeftijd en het vermenigvuldigen ervan met het aantal resterende jaren tot een bepaalde leeftijd (hier, 75 jaar). Leeftijdsspecifieke VPLJ (per 100.000) worden berekend door het aantal VPLJ in een bepaalde leeftijdsgroep te delen door het aantal personen in die leeftijdsgroep. De voor leeftijd gecorrigeerde VPLJ (per 100.000) worden vervolgens berekend als het gewogen gemiddelde van de leeftijdsspecifieke VPLJ tot de leeftijd van 75 jaar.
Vroegtijdige sterfte wordt hier gedefinieerd als sterfgevallen vóór de leeftijd van 75. Het voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdig sterftecijfer wordt berekend als het gewogen gemiddelde van leeftijdsspecifieke sterftecijfers voor de leeftijd van 75.
De ziekte of verwonding die de keten van ziektegebeurtenissen heeft veroorzaakt die rechtstreeks tot de dood heeft geleid, of de omstandigheden van het ongeval of geweld dat de dodelijke verwonding heeft veroorzaakt.
Ook gekend als nieuwvormingen. De groep van nieuwvormingen bestaat voor 95% uit kwaadaardige nieuwvormingen of kankers; de rest zijn tumoren van goedaardige of onbepaalde aard.
In 2021 bedroeg de leeftijdsgecorrigeerde vroegtijdige sterfte in België 344 per 100 000 inwoners, iets meer dan in 2019.
De leeftijdsgecorrigeerde vroegtijdige sterfte is veel hoger bij mannen dan bij vrouwen.
Er zijn grote verschillen naargelang regio en arrondissement.
België scoort slecht onder de EU-15 landen.
2.Sterfecijfer
Voor leeftijd gecorrigeerde voortijdige sterftecijfers zijn tussen 2020 en 2021 gedaald
Het bruto vroegtijdig sterftecijfer (0-74 jaar) was 342 per 100.000 inwoners jonger dan 75 jaar en het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer was 344 per 100.000 in België in 2021. Het leeftijdsgecorrigeerde sterftecijfer was 1,7 keer hoger bij mannen (437) dan bij vrouwen (255). De leeftijdsgecorrigeerde sterfecijfers dalen over het algemeen doorheen de tijd. Tussen 2000 en 2021 is de daling sterker bij mannen (-30%) dan bij vrouwen (-18%).
In 2020 zijn de leeftijdsgecorrigeerde sterfecijfers met 10% gestegen voor mannen en met 5% voor vrouwen in vergelijking met 2019. Die stijging kan worden verklaard door de COVID-19-epidemie. In 2021 waren de leeftijdsgecorrigeerde sterfecijfers nog steeds iets hoger dan in 2019 (+5% bij mannen, +2% bij vrouwen).
Regionale verschillen nemen toe in 2020 en 2021
Er zijn aanzienlijke verschillen tussen de drie gewesten in termen van leeftijdsgecorrigeerde vroegtijdige sterfte. In vergelijking met Vlaanderen werden in de andere gewesten in 2021 de volgende relatieve sterftecijfers waargenomen:
Wallonië: +49% bij mannen en +42% bij vrouwen
Brussel: +26% bij mannen en +20% bij vrouwen
In vergelijking met de voorgaande jaren zijn de regionale verschillen in 2020 en 2021 groter geworden.
Mannen
Vrouwen
Voor leeftijd gecorrigeerd vroegtijdig sterftecijfer° bij mannen, volgens gewest, 2000-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [1] (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd vroegtijdig sterftecijfer° bij vrouwen, volgens gewest, 2000-2020 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [1] (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
De verschillen per arrondissement zijn groot
Kijkend naar een lager geografisch niveau, is het vrij duidelijk dat de meeste Vlaamse arrondissementen voor beide geslachten (hoewel minder uitgesproken bij vrouwen) een lager vroegtijdig sterftecijfer ervaren dan het Belgische gemiddelde. Het omgekeerde wordt waargenomen in Brussel en alle Waalse arrondissementen (behalve Nijvel voor beide geslachten). De hoogste vroegtijdige sterftecijfers voor mannen worden waargenomen in drie arrondissementen van de provincie Henegouwen (Charleroi, Bergen, Doornik). Bij vrouwen waren de arrondissementen met de hoogste sterftecijfers verdeeld over de provincies Henegouwen, Namen en Luik.
Mannen
Vrouwen
Voor leeftijd gecorrigeerd vroegtijdig sterftecijfer° bij mannen, volgens arrondissement, 2010-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [1] (°) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie; (*) significant verschillend van het gemiddelde (p<0.05); (***) significant verschillend van het gemiddelde (p<0.05) na Bonferroni-correctie
Voor leeftijd gecorrigeerd vroegtijdig sterftecijfer° bij vrouwen, volgens arrondissement, 2010-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [1] (°) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie; (*) significant verschillend van het gemiddelde (p<0.05); (***) significant verschillend van het gemiddelde (p<0.05) na Bonferroni-correctie
Belgische vroegtijdige sterfgevallen behoren tot de hoogste in Europa
Voor de internationale vergelijking van de vroegtijdige sterfte werd het verlies aan potentiële levensjaren (VPLJ) als indicator gebruikt. België scoort slecht op dit gebied voor zowel mannen als vrouwen. De overschrijding van de VPLJ in België ten opzichte van het EU-15-gemiddelde bedroeg in 2018 (of het dichtstbijzijnde jaar) respectievelijk 5% voor mannen en 13% voor vrouwen. Dit zijn de meest recente gegevens (2018) die momenteel beschikbaar zijn uit de sterftedatabank van de Wereldgezondheidsorganisatie.
Vroegtijdige sterfte verwijst naar sterfgevallen die te vroeg plaatsvinden, dat wil zeggen op elke leeftijd lager dan de levensverwachting. Verschillende drempels kunnen worden gebruikt bij de definitie van deze indicator. In dit rapport wordt de vroegtijdige sterfte vóór de leeftijd van 75 jaar beschouwd. Het verminderen van vroegtijdige sterfte is een belangrijke doelstelling van de volksgezondheid aangezien een groot aandeel van de vroegtijdige sterfgevallen vermeden worden door acties op het gebied van de volksgezondheid.
Het bruto sterftecijfer is het aantal sterfgevallen in een bepaald jaar gedeeld door de populatiegrootte. Deze indicator is echter niet zo geschikt om de gezondheid op te volgen, omdat sterfte sterk gerelateerd is met leeftijd. Bruto sterftecijfers in verouderende populaties kunnen daarom toenemen, ook al zou de gezondheidstoestand verbeteren. Om vergelijking van sterfte-indicatoren tussen verschillende populaties of tijdsperioden mogelijk te maken, dient bijgevolg gebruik gemaakt te worden van schatters die gecorrigeerd zijn voor de leeftijdssamenstelling van de betrokken populaties. In dit rapport worden daarom ook voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfers gebruikt, waarbij de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie werd gebruikt.
Naast het leeftijdsspecifieke sterftecijfer, kan de vroegtijdige sterfte ook beschreven worden aan de hand van het verlies aan potentiële levensjaren (VPLJ). Deze indicator weegt elk overlijden in functie van de leeftijd waarbij een groter gewicht wordt toegekend aan jongere leeftijden (het gewicht wordt berekend door 75 te verminderen met de leeftijd bij overlijden). In dit rapport wordt het VPLJ gebruikt om een vergelijking met andere landen mogelijk te maken. Deze indicator wordt gecorrigeerd op basis van leeftijd om de impact van verschillende leeftijdsstructuren op te vangen.
Definities
Bruto sterftecijfer
Het bruto sterftecijfer geeft het aantal geregistreerde sterfgevallen in een land weer gedeeld door de overeenkomstige populatiegrootte.
Voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer
De voor leeftijd gecorrigeerde sterfte geeft het volgens leeftijd gewogen gemiddelde sterftecijfer weer en kan zo de verschillen te wijten aan de leeftijdsstructuur van de bevolking opvangen.
Vroegtijdige sterfte
Vroegtijdige sterfte wordt hier gedefinieerd als sterfgevallen vóór de leeftijd van 75.
Verloren potentiële levensjaren (VPLJ)
Verloren potentiële levensjaren (VPLJ) meten het aantal verloren levensjaren als gevolg van vroegtijdig overlijden. VPLJ geven een hoger gewicht aan sterfgevallen die voorkomen bij jongere dan bij oudere mensen. De berekening van VPLJ bestaat uit het optellen van sterfgevallen op elke leeftijd en het vermenigvuldigen ervan met het aantal resterende jaren tot een bepaalde leeftijd (hier, 75 jaar).
Tumoren en hart- en vaatziekten vertegenwoordigen meer dan de helft van alle sterfgevallen, en dit voor beide geslachten.
Tumoren zijn de belangrijkste doodsoorzaak geworden in 2019.
De belangrijkste doodsoorzaken zijn coronaire hartziekten en longkanker bij mannen en dementie en cerebrovasculaire aandoeningen bij vrouwen.
De sterfte door psychische en neurologische aandoeningen neemt toe.
2.Doodsoorzaken
Tumoren en hart- en vaatziekten zijn de belangrijkste doodsoorzaken
Tumoren en hart- en vaatziekten waren de belangrijkste doodsoorzaken in 2019, samen omvatten deze ongeveer de helft van alle sterftegevallen (52% bij mannen, en 50% bij vrouwen).
Mannen
Vrouwen
Verdeling van doodsoorzaken (volgens ICD-10-hoofdstuk) bij mannen, gerangschikt volgens voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*), België, 2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Verdeling van doodsoorzaken (volgens ICD-10-hoofdstuk) bij vrouwen, gerangschikt volgens voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*), België, 2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Tumoren worden de belangrijkste doodsoorzaak in 2019
Bij mannen is het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer voor hart- en vaatziekten aanzienlijk gedaald tussen de jaren 2000 en 2019 (met -54%). Als gevolg hiervan is de sterfte door tumoren, die in een langzamer tempo afneemt (-32%), tegenwoordig hoger dan de sterfte aan hart- en vaatziekten.
Bij vrouwen is het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer voor hart- en vaatziekten eveneens sterk gedaald (met 52%). Als gevolg daarvan is de sterfte door tumoren (die nauwelijks was gedaald) nu bijna even hoog als de sterfte aan hart- en vaatziekten.
Bij beide geslachten is de sterfte aan aandoeningen van de luchtwegen sinds 2000 gedaald (met 42% bij mannen, 24% bij vrouwen). Deze trage daling lijkt het laatste decennium een plateau bereikt te hebben.
Vermeldenswaardig is de evolutie van de sterfte aan psychische en neurologische aandoeningen: de overeenkomstige sterftecijfers zijn sinds 2000 zowel bij mannen (+35%) als bij vrouwen (+30%) gestegen.
Mannen
Vrouwen
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*) van de 5 belangrijkste doodsoorzaken (volgens ICD-10-hoofdstuk) bij mannen, België, 2000-2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*) van de 5 belangrijkste doodsoorzaken (volgens ICD-10-hoofdstuk) bij vrouwen, België, 2000-2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
De belangrijkste specifieke doodsoorzaken verschillen per geslacht
De tien belangrijkste doodsoorzaken zijn afzonderlijk gerangschikt voor mannen en vrouwen in functie van hun sterftecijfers gecorrigeerd voor leeftijd. De drie belangrijkste doodsoorzaken zijn:
bij mannen: coronaire hartziekten, longkanker, en cerebrovasculaire aandoeningen (gegroepeerd met arteriële hypertensie (HTA))
bij vrouwen: dementie (inclusief de ziekte van Alzheimer), cerebrovasculaire aandoeningen (gegroepeerd met HTA), en hartfalen.
De rangordes zijn vergelijkbaar voor de verschillende gewesten. Hartfalen is in het Vlaamse Gewest echter de vier na belangrijkste doodsoorzaak bij mannen en de op twee na bij vrouwen. Ter vergelijking, hartfalen bevindt zijn op de achtste of negende positie in de rangorde voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest. Aangezien hartfalen een vaak voorkomend gevolg is van verschillende aandoeningen, kunnen deze bevindingen mogelijk deels verklaard worden door regionale verschillen in het coderen van sterfteoorzaken.
Mannen
Vrouwen
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van algemene sterfte volgens voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*) bij mannen, België en gewesten, 2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van algemene sterfte volgens voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*) bij vrouwen, België en gewesten, 2019 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
De doodsoorzaken zijn geclassificeerd volgens de Internationale Classificatie van Ziekten, 10de editie (ICD-10). In dit rapport wordt sterfte geanalyseerd op basis van de onderliggende doodsoorzaak, zoals aangegeven op de overlijdensakte. De onderliggende doodsoorzaak wordt in de regel verkozen boven de onmiddellijke en de bijdragende doodsoorzaken voor sterftestatistieken, omdat vanuit een volksgezondheidsperspectief het doel is om de keten van gebeurtenissen die tot de dood leiden te doorbreken en de onderliggende oorzaak te voorkomen [1].
In een eerste stap worden de oorzaken van algemene sterfte (alle leeftijden) beschreven volgens de ICD-10-hoofdstukken. Deze zijn gebaseerd op het eerste letter van de ICD-10 codes. In een tweede stap worden de 10 belangrijkste specifieke doodsoorzaken gerangschikt voor België en voor de gewesten.
De sterftecijfers zijn gecorrigeerd voor leeftijd, met de Europeaanse standaardpopulatie 2010 als referentie, om rekening te houden met het effect van variaties in de leeftijdsstructuur tussen bevolkingsgroepen.
De Internationale Classificatie van Ziekten is een internationaal coderingssysteem voor ziekten en voor een zeer grote verscheidenheid aan tekenen, symptomen, letsels, vergiftigingen, sociale omstandigheden en externe oorzaken van letsel of ziekte.
De ziekte of verwonding die de keten van ziektegebeurtenissen heeft veroorzaakt die rechtstreeks tot de dood heeft geleid, of de omstandigheden van het ongeval of geweld dat de dodelijke verwonding heeft veroorzaakt.
Alle andere belangrijke ziekten, aandoeningen of verwondingen die hebben bijgedragen aan de dood maar die niet hebben geleid tot de onderliggende doodsoorzaak.
Ook gekend als nieuwvormingen. De groep van nieuwvormingen bestaat voor 95% uit kwaadaardige nieuwvormingen of kankers; de rest zijn tumoren van goedaardige of onbepaalde aard.
De voor leeftijd gecorrigeerde sterfte geeft het volgens leeftijd gewogen gemiddelde sterftecijfer weer en kan zo de verschillen te wijten aan de leeftijdsstructuur van de bevolking opvangen.
WHO. ICD-10: International statistical classification of diseases and related health problems: Instruction manual. Geneva: World Health Organization; 2011.
In 2021 werden in België 112.291 sterfgevallen waargenomen.
De leeftijdsgecorrigeerde sterfte daalde van 2000 tot 2021 met 35% bij mannen en 29% bij vrouwen.
Het leeftijdsgecorrigeerde sterftecijfer in 2021 lijkt terug te convergeren naar het sterftepatroon van vóór de COVID, hoewel de sterfte onder mannen in 2021 nog steeds hoger is dan in 2019.
De leeftijdsgecorrigeerde sterfte door alle oorzaken is 1,5 keer hoger bij mannen dan bij vrouwen.
Er worden geografische verschillen waargenomen, met lagere leeftijdsgestandaardiseerde sterftecijfers in het Vlaamse Gewest. Het sterftecijfer neemt in alle drie de gewesten toe na verloop van tijd, maar de regionale verschillen blijven bestaan.
2.Eind 2021 wordt een sterftepiek waargenomen
In 2019 werd een sterftepiek door een hittegolf waargenomen. In 2020 werden sterftepieken waargenomen van maart tot april en van eind oktober tot het einde van het jaar. Deze pieken kunnen worden verklaard door de COVID-19-epidemie. Een extra piek werd waargenomen tijdens de zomer in augustus, veroorzaakt door hogere temperaturen.
In 2021 werd aan het eind van het jaar een sterftepiek waargenomen. Dit kan worden verklaard door de COVID-19-epidemie.
Dagelijks aantal overlijdens, België, 2016-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [1]
3.Sterftecijfers
Leeftijdsgecorrigeerde sterftecijfers dalen
In 2021 werden in België 112.291 sterfgevallen waargenomen.
Het bruto sterftecijfer daalde in 2021 tot 972 per 100.000 inwoners, na een sprong in 2020 als gevolg van de COVID-19 epidemie (1102 per 100.000). Het bruto sterftecijfer was iets hoger bij mannen (996 per 100.000) dan bij vrouwen (949 per 100.000). Na correctie voor leeftijd wordt in 2021 een 48% hoger sterftecijfer waargenomen bij mannen (1138 per 100.000) in vergelijking met vrouwen (769 per 100.000).
In de afgelopen twee decennia is het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer gedaald, tot in 2019. Tussen 2000 en 2019 wordt een daling van 40% bij mannen en een daling van 28% bij vrouwen waargenomen. In 2020 is het leeftijdsgecorrigeerde sterftecijfer echter gestegen, als gevolg van de COVID-19-epidemie, en bereikte het 1058 per 100.000 (een stijging van 16% bij mannen en 15% bij vrouwen vergeleken met 2019), het hoogste sterftecijfer sinds 2008. In 2021 was het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer bij mannen nog steeds hoger dan in 2019, terwijl het bij vrouwen vergelijkbaar was met 2019.
Bruto
Gestandaardiseerd
Bruto sterftecijfer (per 100.000) voor mannen en vrouwen, België, 2000-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [1]
Voor leeftijd gecorrigeerd* sterftecijfer (per 100.000) voor mannen en vrouwen, België, 2000-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [1] (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Leeftijdsgecorrigeerde sterftecijfers zijn lager in het Vlaams Gewest
In 2021 was het leeftijdsgecorrigeerde sterftecijfer onder mannen respectievelijk 27% en 16% hoger in het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest dan in het Vlaamse Gewest; onder vrouwen was het respectievelijk 25% en 11% hoger in het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest dan in het Vlaamse Gewest.
In 2020 zijn de regionale verschillen in sterfte toegenomen. Bij mannen was het leeftijdsgecorrigeerde sterftecijfer 35% in het Waalse Gewest en 32% hoger in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest dan in het Vlaamse Gewest, en bij vrouwen was het sterftecijfer 29% en 21% hoger in het Waalse Gewest en in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest dan in het Vlaamse Gewest. De COVID-19-sterftecijfers die in de epidemiologische surveillance werden waargenomen[2], hebben aangetoond dat de COVID-19-specifieke sterftecijfers hoger zijn in het Waalse Gewest en in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, wat de toename van de regionale verschillen in sterfte door alle oorzaken kan verklaren.
Mannen
Vrouwen
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*) bij mannen, in België en per gewest, 2000-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [1] (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*) bij vrouwen, in België en per gewest, 2000-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [1] (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Het sterftecijfer is een klassieke gezondheidsindicator, of beter gezegd een indicator voor "slechte gezondheid". Niettegenstaande hierbij een onomkeerbare gebeurtenis wordt gemeten, geeft het sterftecijfer unieke informatie over de volksgezondheid, zoals het belang en evolutie in de tijd van ernstige gezondheidsproblemen, evenals bepaalde inzichten in de gezondheidsdeterminanten (bvb, verkeersveiligheid of tabaksgebruik). Het sterftecijfer wordt traditioneel al langer als gezondheidsindicator gebruikt en kan met grotere betrouwbaarheid gemeten worden dan andere indicatoren. De dood is inderdaad een ondubbelzinnige gebeurtenis, die sinds meer dan een eeuw systematisch wordt geregistreerd in vitale registratiesystemen van de meeste landen.
Het bruto sterftecijfer is het aantal sterfgevallen in een bepaald jaar gedeeld door de populatiegrootte. Deze indicator is echter niet zo geschikt om de gezondheid op te volgen, omdat sterfte sterk gerelateerd is met leeftijd. Bruto sterftecijfer in verouderende populaties kunnen daarom toenemen, ook al zou de gezondheidstoestand verbeteren.
Om vergelijking van sterfte-indicatoren tussen verschillende populaties of tijdsperioden mogelijk te maken, dient bijgevolg gebruik gemaakt te worden van schatters die gecorrigeerd zijn voor de leeftijdssamenstelling van de betrokken populaties. In dit rapport worden daarom ook voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfers gebruikt, waarbij de Europese standaardpopulatie 2010 (ESP 2010) [3] als referentie werd gebruikt.
Hier beschrijven we de algemene sterfte. De specifieke doodsoorzaken worden beschreven op de pagina over doodsoorzaken.
Definities
Bruto sterftecijfer
Het bruto sterftecijfer geeft het aantal geregistreerde sterfgevallen in een land weer gedeeld door de overeenkomstige populatiegrootte.
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer
De voor leeftijd gecorrigeerde sterfte geeft het volgens leeftijd gewogen gemiddelde sterftecijfer weer en kan zo de verschillen te wijten aan de leeftijdsstructuur van de bevolking opvangen.
I. Peeters, M. Vermeulen,N. Bustos Sierra, F. Renard, J. VanderHeyden, A. Scohy, T. Braeye, N. Bossuyt, F. Haarhuis, K. Proesmans, C. Vernemmen, M. Vanhaverbeke. Surveillance of COVID-19 mortality in Belgium, epidemiology and methodology during 1st and 2nd wave (March 2020 - 14 February 2021). Brussels, Belgium : Sciensano. 2021, September.https://covid-19.sciensano.be/fr/covid-19-situation-epidemiologique
Pace M, Giampaolo L, Glickman M, Zupanic T. Revision of the European Standard Population Report of Eurostat's Task Force. Luxembourg; 2013.
In 2020 daalde de zuigelingensterfte tot 3,2 per duizend levendgeborenen.
In 1998-2020 daalde de zuigelingensterfte met 40%.
Zuigelingensterfte in 2020 was aanzienlijk hoger in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (4.5‰) in vergelijking met het Vlaamse Gewest (3.2‰) en het Waalse Gewest (2.7‰).
2.Zuigelingensterftecijfer
395 sterfgevallen van zuigelingen waargenomen in België in 2020
In het jaar 2020 registreerden de Belgische autoriteiten in totaal 395 sterfgevallen onder zuigelingen.
Hieronder vielen 368 sterfgevallen bij kinderen geboren uit een moeder die registreert was in het Rijksregister. In het Asielzoekersregister zijn in 2020 geen sterfgevallen bij kinderen geregistreerd. Bij 27 (6,8%) sterfgevallen was de moeder niet officieel geregistreerd in België of werd het overlijden van de zuigeling alleen gemeld via een overlijdensakte.
In hetzelfde jaar bedroeg het totale aantal levendgeborenen 116 543, waarvan 113 739 geboorten (97,6%) geregistreerd werden in het Rijksregister, 611 geboorten (0,5%) werden geregistreerd in het asielzoekersregister en voor 2193 (1,8%) geboorten was de moeder geen officiële inwoner of werd van alleen aangifte gedaan met een geboorteakte.
Aantal overlijdens
Aantal levendgeborenen
Zuigelingensterftecijfer (/1000)
Rijksregister
368
113 739
3,24
Rijksregister en register van asielzoekers
368
114 350
3,22
Alle
395
116 543
3,39
Daling van de mannelijke zuigelingensterftecijfer in 2020
In 2020 bedroeg het zuigelingensterftecijfer 3,2 per duizend levendgeborenen. De zuigelingensterftecijfer is met 40% gedaald tussen 1998 (5,3%) en 2020.
Het zuigelingensterftecijfer in 2020 was 3,1 per duizend levendgeborenen bij meisjes en 3,4‰ bij jongens, een absolute kloof van 0,3‰ en een geslachtsratio van 1,1. De kloof volgens geslacht in sterftecijfers fluctueert over tijd als gevolg van het kleine aantal sterfgevallen onder zuigelingen. In 2020 was de kloof volgens geslacht door de belangrijke daling van de mannelijke zuigelingensterfte minimaal.
Na het toepassen van smoothing-technieken blijven de cijfers de verschillen in sterfte tussen meisjes en jongens bestaan (respectievelijk 3,0‰ en 3,9‰).
Jaarlijks
Uitgemiddeld
Zuigelingensterfte volgens geslacht, 1998-2020 Bron: Statbel [1]
Uitgemiddeld zuigelingensterftecijfer (5-jaar voortschrijdend gemiddelde) volgens geslacht, 2002-2020 Bron: Eigen berekening op basis van Statbel [1]
In 2020 zijn er verschillen in de regionale zuigelingensterftecijfers
Opvallende regionale verschillen werden geobserveerd in zuigelingensterfte in 2020: de zuigelingensterfte was het hoogste in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (4,5‰), gevolgd door het Vlaamse Gewest (3,2‰) en het Waalse Gewest (2,7‰). Na het afvlakken van de cijfers aan de hand van een smoothingtechniek was de zuigelingensterfte in 2020 nog steeds hoger in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (3,7‰) ten opzichte van het Vlaamse Gewest (3,5‰) en het Waalse Gewest (3,3‰).
In alle gewesten is over de tijd heen een sterke daling vastgesteld. In het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest neemt de zuigelingensterfte, na een sterkere daling, weer toe. In het algemeen, stagneert het zuigelingensterftecijfer de laatste acht jaar.
Jaarlijks
Uitgemiddeld
Zuigelingensterfte volgens gewest, 1998-2020 Bron: Statbel [1]
Uitgemiddeld zuigelingensterftecijfer (5-jaar voortschrijdend gemiddelde) volgens gewest, 2002-2020 Bron: Eigen berekening op basis van Statbel [1]
De zuigelingensterfte in België is hoger dan het EU-14-gemiddelde
In 2020 was de zuigelingensterfte in België hoger dan het gemiddelde van het EU-14 sterftecijfer (3,0‰). België had in 2020 het op vier na hoogste kindersterftecijfer van de EU-14, na zijn buurlanden (Luxemburg, Nederland en Frankrijk).
De zuigelingensterfte is een maat voor de sterfte van kinderen jonger dan 1 jaar. Het weerspiegelt zowel de sterfte tijdens de perinatale periode als de sterfte na de perinatale periode, welke vaak te voorkomen is. De zuigelingensterfte hangt sterk samen met het ontwikkelingsniveau van het land, de kwaliteit van de medische zorg en de beschikbaarheid van preventieve diensten en gezondheids-bevorderende interventies.
In bijna alle landen ter wereld zijn lange tijd hogere zuigelingensterfte waargenomen bij jongens ten opzichte van bij meisjes [3]. De verklaring is complex, en omvat belangrijke biologische en genetische factoren, evenals omgevings- en gedragsfactoren die resulteren in een blijvend verschil in sterfte gedurende de kindertijd en later [4,5].
Op gewestelijk niveau werden grote schommelingen in het jaarlijks sterftecijfer waargenomen als gevolg van het lage aantal sterfgevallen bij zuigelingen. Betekenisvolle vergelijkingen van het sterftecijfer en van de trends per gewest worden daarom het best gemaakt op basis van over de tijd uitgemiddelde cijfers. In dit overzicht hebben we gebruik gemaakt van een voortschrijdend gemiddelde over de laatste 5 jaar.
Zuigelingensterfte in België kan zich voordoen bij legale inwoners (die ingeschreven zijn in het Rijksregister, met een Belgische of buitenlandse nationaliteit), asielzoekers (die ingeschreven zijn in het register van asielzoekers) of niet-inwoners (reizigers, niet-wettelijke inwoners). De officiële statistieken van de zuigelingensterfte omvatten deze onder wettelijke inwoners en asielzoekers.
Op deze pagina tonen we eerst alle zuigelingensterfte in België volgens het verblijfsstatuut, vervolgens belichten we de zuigelingensterfte waarvan de moeder geregistreerd was in het Rijksregister.
Definities
EU-14
De EU-14 komt overeen met alle landen die tussen 1995 en 2004 al tot de Europese Unie behoorden: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, en Zweden. We vergelijken de Belgische gezondheidsstatus met die van de EU-14 omdat deze landen vergelijkbare sociaal-economische omstandigheden hebben. Opmerking: Het Verenigd Koninkrijk is niet opgenomen in deze lijst, aangezien ze de EU verlaten hebben.
Zuigelingensterfte
De zuigelingensterfte is het aantal sterfgevallen van kinderen onder de leeftijd van 1 jaar per 1000 geboortes in hetzelfde jaar.
Geslachtsratio
De geslachtsratio is het sterftecijfer van jongens onder de 1 jaar gedeeld door het sterftecijfer van meisjes onder de 1 jaar. Een geslachtsratio van 1,2 betekent dat er 1,2 keer meer sterfgevallen bij jongens dan bij meisjes zijn.