- Gegevens
- Aantal nieuwe besmettingen en aantal testen
- COVID-19-patiënten in algemene ziekenhuizen
- Totaal aantal overlijdens t.g.v. COVID-19
- Vaccinatie
[1]Bron: Sciensano. Dit betreft data van het begin van de pandemie t.e.m. 31/10/2022.
- Gegevens
Het uitstel van niet-essentiële zorg en de behandeling van COVID-19-patiënten had een aanzienlijke invloed op de ziekenhuisactiviteit in 2020. We stellen vast dat het aantal verblijven daalde met 16% in algemene ziekenhuizen en met 7% in psychiatrische ziekenhuizen[1]. De grootste daling observeren we bij het aantal chirurgische daghospitalisaties, namelijk 23%. De sterke daling van het aantal ambulante contacten met de spoedgevallendienst zou onrechtstreeks het gevolg kunnen zijn van de genomen maatregelen in 2020. Voornamelijk tijdens de eerste golf werden nl. de sociale contacten erg beperkt, werd telewerk de norm en werd het werk in sommige sectoren volledig stopgezet. Hierdoor gebeurden er minder ongevallen wat een lager aantal contacten met de spoedgevallendienst tot gevolg had.
EVOLUTIE VAN HET AANTAL VERBLIJVEN PER TYPE VERBLIJF
We zien zowel in maart als in november 2020 een duidelijk effect van de genomen maatregelen betreffende het uitstel van de niet-essentiële zorg. Het aantal verblijven daalt sterk voor alle type hospitalisaties. Bij de heropstart van daghospitalisatie en klassieke hospitalisatie in mei 2020 observeren we dat het aantal verblijven onder het niveau blijft van het aantal verblijven in januari en februari 2020.
In november 2020 – wanneer de 2e COVID-19-golf toeslaat – stellen we opnieuw een grote vermindering van de activiteit vast ten gevolge van de genomen maatregelen. Hoewel dit op dat moment niet behoorde tot de genomen maatregelen, zien we eveneens een daling in de niet-chirurgische daghospitalisaties.
EVOLUTIE VAN HET WEKELIJKS GEMIDDELD AANTAL OPNAMES PER TYPE HOSPITALISATIE
Tijdens de periode van 14/3/2020 tot 4/5/2020[2] zagen we dat het totaal aantal ziekenhuisverblijven ongeveer gehalveerd werd in 2020 in vergelijking met de mediaan van het aantal verblijven in de jaren 2016 t.e.m. 2019. De grootste terugval zagen we in de chirurgische daghospitalisatie waar slechts 11% van de te verwachtte verblijven plaatsvond. De klassieke hospitalisaties, de niet-chirurgische daghospitalisaties en de ambulante contacten via de spoedgevallendienst kenden een terugval tot respectievelijk 56%, 50% en 61% in vergelijking met de activiteit in de vier voorgaande jaren.
In de periode van 26/10/2020 tot 27/11/2020 vonden er 75% van de te verwachtte verblijven plaats in vergelijking met de activiteit in de periode van 2016 t.e.m. 2019. Opnieuw observeren we de grootste terugval bij de chirurgische daghospitalisaties waarbij 46% van de te verwachtte verblijven plaatsvond, gevolgd door de ambulante contacten met de spoedgevallendienst (64%), de klassieke hospitalisatie (71%) en de niet-chirurgische daghospitalisatie (95%).
PERCENTAGE VAN HET AANTAL VERBLIJVEN IN DE REFERENTIEPERIODE IN VERGELIJKING MET DE MEDIAAN VAN DE 4 VOORGAANDE JAREN PER TYPE HOSPITALISATIE[3]
In de twee periodes waar de niet-essentiële zorgen werden uitgesteld betrof één derde van de hospitalisaties van niet-COVID-19-patiënten een contact voor chemo- of immuuntherapie (28%), 11% een verblijf in verband met een vorm van chronische pijn en 6% van de verblijven betrof een bevalling.
Invloed van de pandemie op de verpleegkundige zorgzwaarte
In onderstaande grafiek wordt een overzicht gegeven van de algemene verpleegkundige zorgzwaarte voor patiënten waarbij al dan niet een COVID-19-diagnose werd gesteld. De algemene zorgzwaarte geeft een beeld van de zorgnood van de patiënt. Dit wordt bepaald op basis van hoeveel verpleegkundige zorgen werden gesteld, hoeveel tijd er nodig was om de zorgen uit te voeren of de mate van verpleegkundige competentie die de zorg vereiste.
PERCENTAGE VERPLEEGKUNDIGE ZORGZWAARTE BIJ PATIËNTEN MET EN ZONDER EEN COVID-19-BESMETTING
Voor 46% van COVID-19-patiënten is de zorgzwaarte voor verpleegkundigen hoog tot zeer hoog wat betekent dat de zorgzwaarte meer dan 150% zo groot is als de zorgzwaarte voor de gemiddelde patiënt[4]. Hierbij is voor 10% van de patiënten de zorgzwaarte zelfs meer dan 3 keer zo hoog als voor de gemiddelde patiënt. Ter vergelijking stellen we vast dat slechts 25% van de patiënten zonder een COVID-19-besmetting in de categorieën hoog tot zeer hoog wordt ingedeeld.
[1]Bron: MZG en MPG, Dienst Data- en beleidsinformatie, FOD VVVL. Op het moment van publicatie beschikken onze diensten slechts over gegevens van 2020 betreffende alle verblijven (zowel COVID-19-gerelateerd als niet COVID-19-gerelateerd) in algemene en psychiatrische ziekenhuizen.
[2]De gekozen referentieperiodes betreffen de periodes waarin via het HTSC-comité een uitstel van niet-essentiële zorg werd gevraagd. Deze periodes bakenen bijgevolg niet de volledige COVID-19-golf af. Omwille van de aard van de registratie kunnen deze cijfers niet weergegeven worden voor de evolutie van het aantal verblijven in PZ.
[3]Voor verblijven in psychiatrische ziekenhuizen kan omwille van de wijze van registratie geen vergelijking gemaakt worden o.b.v. het aantal verblijven in de gekozen referentieperiodes. Omwille van deze reden zijn deze verblijven niet opgenomen in deze grafiek.
[4]De patiënten worden in 5 categorieën ingedeeld: ‘Zeer laag’: de zorgzwaarte is max. 25% van de zorgzwaarte van de gemiddelde patiënt, ‘Laag’: de zorgzwaarte betreft 25 tot 50% van de zorgzwaarte van de gemiddelde patiënt, ‘Medium’: de zorgzwaarte betreft 50 tot 150% van de zorgzwaarte van de gemiddelde patiënt, ‘Hoog’: de zorgzwaarte betreft 150 tot 300% van de zorgzwaarte van de gemiddelde patiënt, ‘Zeer hoog’: de zorgzwaarte betreft meer dan 300% van de zorgzwaarte van de gemiddelde patiënt.
- Gegevens
Invloed COVID-19-pandemie bij oproepen 1733
Telefonische oproepen binnen het kader van de niet-planbare zorg in België worden beantwoord via 2 centrale telefoonnummers. Op oproepen voor dringende geneeskundige hulpverlening via 112 wordt gereageerd door een operator in een noodcentrale. Niet-dringende medische hulpvragen via het nummer 1733 worden beantwoord door een operator in een noodcentrale of doorverbonden naar een wachtpost.
EVOLUTIE DAGELIJKS AANTAL OPROEPEN AAN 1733
Het aantal oproepen aan het nummer 1733 bereikte een ongekend hoogtepunt in het weekend van 14 en 15 maart 2020. De reden van deze piek lag vooral in het feit dat vele burgers dit nummer belden om bijkomende inlichtingen over COVID-19 te verkrijgen en niet zozeer omwille van een medisch probleem. De noodcentrales kenden dat weekend een ongeziene drukte. Er werd alles op alles gezet om alle oproepen te kunnen beantwoorden. Er werd extra personeel ingezet, er werd gezorgd voor ondersteuning door de medische directies en hulplijnen met huisartsen werden voorzien.
Na het weekend van 14 maart 2020 werd er beslist om een doorverwijzing te voorzien naar de 0800-corona- informatielijn bij een oproep aan de noodcentrales. Hierdoor worden de oproepen die aan de noodcentrales worden afgeleverd, gefilterd van oproepen waar men louter informatie over COVID-19 wenst. We stellen vast dat mensen de noodnummers nog lange tijd bleven gebruiken om informatie m.b.t. COVID-19 te verkrijgen met vragen over o.a. vaccinaties, testresultaten,…
Na het piekmoment in maart 2020 observeren we nog enkele stijgingen in het aantal oproepen aan het nummer 1733. Deze momenten vallen vaak samen met een stijging in het aantal besmettingen en met de momenten wanneer er beslissingen door het Overlegcomité werden gemaakt en gecommuniceerd.
Invloed pandemie op de interventietijden van de ziekenwagens
Na het ontvangen van een oproep voor dringende hulpverlening in een 112-centrale, wordt een ziekenwagendienst opgeroepen die de betrokken patiënt op de interventieplaats zal opvangen en naar het ziekenhuis zal vervoeren. Er werd vastgesteld dat – voornamelijk tijdens de eerste COVID-19-golf – de mediaan van de vertrektijd van de ziekenwagen (d.i. de tijd tussen de oproep van de ziekenwagen door de 112-centrale en het vertrek van de ziekenwagen naar de interventieplaats) opmerkelijk verhoogde voor een korte periode[1]. Dit zou kunnen verklaard worden door het feit dat de hulpverlener-ambulanciers vlak voor hun vertrek hun beschermkledij dienen aan te trekken wat meer tijd vroeg omwille van de COVID-19-maatregelen. Naarmate hun ervaring hiermee werd opgebouwd en het aantal COVID-19-besmettingen daalde, verkortte de vertrektijd opnieuw[2]. Na een lichte stijging bij de tweede COVID-19-golf bleef de vertrektijd stabiel.
INVLOED VAN COVID-19 OP VERTREKTIJDEN ZIEKENWAGENS
Daarnaast stellen we vast dat de wekelijkse mediaan voor de duurtijd dat een ziekenwagenequipe aanwezig is op de interventieplaats, een duidelijke stijging kende in de aanloop naar de verschillende COVID-19-golven,[2][3]. Dit kan dan weer verklaard worden door het feit dat omwille van het hoger risico op besmetting en de geldende COVID-19-maatregelen een voorzichtigere aanpak werd gehanteerd in de omgang met patiënten. Dit heeft een impact op de duurtijd van de interventies ter plaatse. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat er tijdens de COVID-19-golven minder niet-essentiële interventies werden uitgevoerd. Bijgevolg zou verondersteld kunnen worden dat er meer interventies voor patiënten met een ernstigere pathologie plaatsvonden wat de stijging van de wekelijkse mediaan zou kunnen verklaren.
INVLOED COVID-19 OP DUURTIJD DAT EEN ZIEKENWAGEN OP INTERVENTIEPLAATS IS
[1]Bron: AMBUREG, Dienst Data- en beleidsinformatie, FOD VVVL (6,48% van de primaire interventies werden niet in rekening genomen omwille van ontbrekende waarden).
[2]Er dient opgemerkt te worden dat de interventies in rekening werden genomen t.e.m. 31/10/2022. Dit leidt ertoe dat in de laatste staaf in de grafiek in plaats van een volledige week slechts enkele dagen (nl. 29/10/2022 – 31/10/2022) werden opgenomen. Verder dient opgemerkt te worden dat er een daling in het aantal interventies in het segment van 30/12/2020 en 31/12/2021 vast te stellen is. Dit is omdat in dit segment slechts één of enkele dagen in rekening genomen werden nl. enerzijds 30/12/2020 en 31/12/2020 én anderzijds 31/12/2021.
[3]Bron: AMBUREG, Dienst Data- en beleidsinformatie, FOD VVVL (23,60% van de primaire interventies werden niet in rekening genomen omwille van ontbrekende waarden).